Geert Pynenburg

Geert Pynenburg (Turnhout, 24 augustus 1896Kapellen, 12 juli 1980), soms ook Pijnenburg, was een Belgisch dichter, schrijver en Vlaams activist.

Levensloop

Als Gerardus geboren, was hij een zoon van suikerbakker Antonius Pynenburg en Francisca Kiemenij, beiden uit Baarle-Hertog maar wonende in Turnhout.

In 1905 verhuisde het gezin naar Duffel en ging Geert lager onderwijs volgen aan het Klein Seminarie in Hoogstraten. Vanaf 1907 werd hij als ambachtsman opgeleid, eerst als smid, later als bakker.

In 1914 deed hij een poging om bij het Belgisch leger aan te sluiten, hetgeen mislukte. Hij werd door de bezetter opgepakt en veroordeeld tot 3 maanden cel.

In die periode kwam hij in contact met het activisme en met August Borms. Borms moedigde hem aan lid te worden van de Vlaamsgezinde jongerenvereniging Groeningerwacht en bezorgde hem meteen een job bij het Vlaams Propagandabureel in de Antwerpse Prinsesstraat. Dit bracht mee dat hij levenslang loyauteit en bewondering voor Borms behield.

In september 1917 nam hij deel aan een activistische betoging tegen kardinaal Désiré-Joseph Mercier aan de Sint-Joriskerk in Antwerpen. Hij werd samen met Paul van Ostaijen en drie andere betogers opgepakt. Van Ostaijen en Pynenburg maakten uitgebreider met elkaar kennis toen bleek dat ze allebei door advocaat Emiel Wildiers werden verdedigd. Ze werden, samen met de drie andere beschuldigden, schuldig bevonden aan smaad aan de kardinaal en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, een geldboete van 26 frank en 1/6 van de proceskosten. Pynenburg kreeg een extra boete van 26 frank en een tweede zesde van de proceskosten wegens "te hebben medegewerkt tot het uitgeven en verspreiden van druksels, waarbij de echte aanwijzing van de naam en de woonstede des schrijvers of des drukkers niet was vermeld". Het vonnis werd op 19 maart 1919 in beroep bevestigd.

Pynenburg maakte in deze periode vele vrienden onder Vlaamsgezinde jongeren: Firmin Mortier (journalist), Oscar Leemans (redacteur van De Schelde en goede vriend van Victor Brunclair), Jef Horemans (toneelschrijver), Maria de Lannoy (dichteres) en Jan de Roover (bediende bij De Nederlandsche Boekhandel).

In september 1919, geïnspireerd door de Clarté-beweging, publiceerde hij samen met Mark Tralbaut het eerste nummer van een tijdschriftje onder de naam Staatsgevaarlik. Hij schreef er in onder het pseudoniem Hopst. Herman van den Reeck (die een jaar later zou sneuvelen tijdens een verboden 11 juli-optocht) schreef onder het pseudoniem Krilenko en Victor J. Brunclair noemde zich G. Bardemeyer. Na vier nummers (25 oktober 1919) hield het tijdschrift op te bestaan.

In de winter van 1920 verbleef Alice Nahon in Antwerpen, en haalde de vroegere vriendschapsbanden aan met Pynenburg, die zouden standhouden tot aan haar dood in mei 1923.

In juni 1921 stichtte hij met Fernand Berckelaers (Michel Seuphor) het tijdschrift Het Overzicht (15 juni 1921 – februari 1925), dat ze "strijdend Vlaams" en "internationalistisch" noemden en dat geapprecieerd werd als avant-gardistisch tijdschrift.

Het tijdschrift plaatste grote advertenties voor de aan de Meir gevestigde delicatessenzaak 'San Antonio Store' of 'Huis Michielsen-De Vos'. Dit had alles te maken met de relatie die Pynenburg had aangeknoopt met de uitbaatster Rosine Michielsen. Toen de liaison begon was Rosine, of 'Rozeke' zoals Pijnenburg haar noemde, nog getrouwd. Pas in augustus 1923 werd de echtscheiding uitgesproken. Ondertussen was Rosine in januari van dat jaar bevallen van een zoontje, Gérard genaamd, waarvan Geert Pijnenburg de vader was. Het kind overleed drie maanden later. De relatie hield stand tot in 1926, ook al was Pijnenburg niet monogaam.

In 1925 werd hij vertegenwoordiger voor 'Modern parket oxolith'. In 1928 werd hij handelaar in granen, voeder en meststoffen. In 1929 trouwde hij met de Duitse lerares Gertrude Flint. In 1930 ging zijn zaak failliet. Hij bouwde zich met afbraakmateriaal een 'woonkeet' in Heide-Kalmthout, zo'n 15 km ten noorden van Antwerpen.

Ondertussen was hij ook politiek actief geweest, als secretaris van de Vlaams Nationale Partij, bij de Bormsverkiezing van 1928.

Zijn keet werd een café en later zelfs een hotelletje, onder de naam 't Melkhuisje. Het werd zijn vaste bron van inkomsten. Naast het gebouw groef hij een put, waarin naturisme beoefend werd.

In de loop van de jaren dertig maakte hij enige naam als voorvechter van seksuele ontvoogding. Hij wilde de jongeren voorlichten, voorbehoedsmiddelen makkelijk beschikbaar maken en abortus legaliseren. Hij was voorstander van vrije liefde en van een vrije seksuele moraal. Hij publiceerde onder de zwaarwichtige naam Vlaamse Stichting voor Sexuele Wetenschappen, Onderzoek en Voorlichting (S.W.O.V.), maar dat was niemand anders dan hijzelf.

In 1936 stichtte hij met Victor J. Brunclair en Karel Ruys het tijdschrift Getuigenis, dat werd aangekondigd als "een linksch tijdschrift voor Kunst, Wetenschap, Politiek en Kultuur", dat het tegen de dominante katholieke pers moest opnemen. Het hield het slechts twee nummers vol.

Hoewel hij naar links was opgeschoven, bleef hij tijdens de Tweede Wereldoorlog trouw aan Borms. Ondanks zijn antifascistische houding, kon of wou hij zich niet onttrekken aan zijn loyauteit voor hem. Hij werd bedankt met een flinke schadevergoeding vanwege de Bormscommissie. Hierover werd hij na de oorlog aangesproken en moest hij het bedrag terugstorten.

In zijn tijdens de oorlog geschreven roman, Lode Tondelle kwamen de thema's aan bod die hem nauw aan het hart lagen: onrechtvaardige verdeling van de rijkdom, klassenrechtspraak, seksuele voorlichting, naturisme, belang van goed onderwijs enz.

In 1960 was hij nogmaals betrokken bij de oprichting van een tijdschrift. Samen met Jack Feenstra, Els Ceesinck en Frans Pointl werd hij redacteur van Dimdom, algemeen kultureel periodiek.

In de daaropvolgende jaren werd hij lid van Amnesty International en was zeer actief in de briefschrijfacties. Hij publiceerde ook nog regelmatig gedichten, essays en verhalen in het literaire tijdschrift Kruispunt.

Voor zijn tachtigste verjaardag werd hem, op initiatief van Ludo Simons, een cheque van 60.000 frank overhandigd, som die was bijeengebracht door zijn vrienden, onder wie Ger Schmook, Emiel Willekens en Marnix Gijsen.

Publicaties

Het meest publiceerde Pynenburg onder het pseudoniem Geert Grub. Bijna al zijn publicaties gebeurden in eigen beheer, ook al gaf hij er meestal de naam van een fictieve uitgever aan.

  • Zelf-vervloeking: gedicht in zes delen en een voorvers, en enkele verzen voor vrede, poëzie, Antwerpen, Boekhandel Flandria, 1918.
  • Maja, poëzie, Antwerpen, Het Overzicht, 1922.
  • Ik weet nog…, gedicht van Geert Pynenburg op muziek van Jos. Watelet, Berchem, De Ring, 1923.
  • Apostel. Verzen aan en over Dr. Aug. Borms, poëzie, Antwerpen, 1924.
  • Haver, Kernen, aforismen, Antwerpen, 1926.
  • Jong is m’n lust!, lied op muziek door Robert Vantomme, Berchem, De Ring, 1931.
  • Mensen in strijd, verhalen, voorafgaan door een programmatisch ‘Manifest 1926’, Aalst, De Korenaar, 1933.
  • Voor geboorteregeling. Het vraagstuk der vruchtafdrijvingen wat er onder sociologisch, zedelik, hygienies en wetenschappelijk opzicht bij kijken komt uiteengezet door Geert Grub, essay, Aalst, 1933.
  • Alkaloïden. Lieve en stoute verzen, poëzie, Heide, Uitg. Dienen, 1935.
  • Voor sexuele voorlichting en levensleer, 12 essays uitgegeven door de Vlaamse Stichting voor sexuele wetenschappen, onderzoek en voorlichting, Antwerpen, Uitg. Dienen, 1936-1938.
    • Sexuele voorlichting.
    • Ouders en kinderen.
    • Sexologie en levensleer, met verklarende illustraties.
    • Voortplanting en ontstaan van het leven, met verklarende afbeeldingen.
    • Het geslachtsleven van man en vrouw in liefde en huwelijk.
    • De beïnvloeding der bevruchtiging.
    • Mekanisme der potentie.
    • Chemisme der sexualiteit.
    • Sexuele inversies en perversies. De geslachtspersoonlijkheid, een konstitutiegevolg. Proeven die bewijzen zijn. Sexuele varianten en abnormalen. Hermaphrodieten, androgynen, metatropen, transvestieten, homo- en bi-sexualiteit, infantillisme, fetichisme, exhibitionisme enz. Verdraagzaamheid en recht door begrip en kennis.
    • Geslachtsziekten, prostitutie en erfelijkheid.
    • Het gerecht en de zedenzaken.
    • Uit de raadgevingspraktijk: de sexuele nood van jeugdigen en gehuwden.
  • Een dag ’n heel leven, proletariese novelle, Antwerpen, Dienen, 1938.
  • Gerecht en recht : kritiese bemerkingen op onze rechts- en strafpleging, en bijdrage om tot een betere wijze van recht-doen te komen, essay, Antwerpen, Dienen & Amsterdam, De Ploeger, 1939.
  • De Atoom Kracht, begin der beschaving of einde der wereld?, essay, Antwerpen, 1945.
  • Geslacht en leven. Sexuele voorlichting en levensleer, een populariserende studie tot bestrijding van de sexuele nood naar de werken van de HH. Proff. en artsen Felix Abraham, Magnus Hirschfeld, Max Hodann von Krafft-Ebing, Ern. Schertel, Ralf Spinner, Wilhelm Stockel, H. Th. Van de Velde, enz., Kalmthout, Dienen, 1945.
  • Misbruik met den koning, pamflet, Kalmthout, Dienen, 1946.
  • Echec au roi… , pamflet, Kalmthout, Uitgeverij Dienen, 1946.
  • Lode Tondelle, roman, Kalmthout, Dienen, 1946.
  • Ethiek redt beschaving ! Tijdsgedachten over Onze Beschaving Zedelikheid, Kalmthout, Uitgeverij Dienen, 1946.
  • Dichtwerk, poëzie, Kalmthout, Dienen, 1956.
  • Van gisteren tot morgen: drie verbeeldingen in dialoogvorm en een tractaat, Kalmthout, Dienen, 1958.
  • De Gave Gods, hoorspel, 1963.
  • Een moraal voor allen: een manifest aan de “Wereld Vereniging” voor kultuur te Venetië gezonden, en verder bestemd voor de leiders van volkeren en menschen, essay, Kalmthout, 1964.
  • Er is slechter dan seks, essay, Kalmthout, Dienen, 1965.
  • De wereld en zijn (onder)mensen, Kalmthout, Dienen, 1968.
  • Michel Seuphor, Over de ondervraging, vertaling, Sint-Amandsberg, Argo, 1970.
  • De grote verrader was een kleine garnaal, rond en over Dr. Aug. Borms, essay, Kalmthout, Dienen, 1975.
  • Haver-kernen : aforismen en ideeën, Kalmhout, Dienen, 1977.
  • Karlien Ter Hoge, Antwerpse tragedie, gedenksteen voor een martelares der bekrompenheid, novelle, Kalmthout, 1979.

Literatuur

  • Manu VAN DER AA, Geert Pynenburg, in: Zacht Lawijd, 2010.
  • Manu VAN DER AA, Geert Pynenburg, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, T. XX, Brussel, 2011.
  • Ludo SIMONS, Het Boek in Vlaanderen sinds 1800. Een cultuurgeschiedenis, Tielt, Lannoo, 2013.
  • Manu VAN DER AA (red.): Brieven van Alice Nahon. 'Mijn ziel ligt overhoop zoals de koffer met niet beantwoorde brieven', Turnhout, 2018, ISBN 9789090308135
  • Ludo SIMONS, Letterkundig lexicon, in: Zuurvrij, 2018.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.