François Empain

Louis François Joseph Empain (Tongre-Notre-Dame, 25 juni 1862 - Brussel, 28 januari 1935) was een Belgisch ondernemer en politicus voor de Katholieke Partij.

François Empain
Volledige naamLouis François Joseph Empain
GeborenTongre-Notre-Dame, 25 juni 1862
OverledenBrussel, 28 januari 1935
Kieskring Mechelen
Regio Vlaanderen
Land België
FunctiePoliticus
Ondernemer
PartijKath. Partij
Functies
1913 - 1919Provinciaal senator
1919 - 1920Senator
Portaal    Politiek
Economie
Het kasteel Empain in Edingen
Het Hotel Empain in de Zinnerstraat - Hertogstraat

Levensloop

Empain was de tweede zoon van François-Julien Empain en Catherine Lolivier, en de broer van Edouard Empain (1852-1929), die in 1907 erfelijke adel verkreeg, met een baronstitel voor hem en bij eerstgeboorte overdraagbaar. Louis-François Empain kreeg op zijn beurt adellijke status in 1913, met baronstitel in 1921.

Hij was het jaar voor zijn adelsverheffing, op 19 maart 1912, getrouwd met Ghislaine Descantons de Montblanc (1888-1976), de derde van de acht kinderen van baron (in 1921 graaf) Ernest Descantons de Montblanc (1838-1925) en van Marguerite de Beughem (1866-1946). Hij was toen vijftig, zij vierentwintig. Ze kregen drie dochters en een zoon, Édouard-François Empain (1914-1984). Deze zoon is niet te verwarren met zijn neef, baron Edouard-Jean Empain (1937), die hij in 1954 adopteerde. Door zijn huwelijk kon de nog niet geadelde burger Empain bogen op heel wat adellijke connecties met klinkende namen, in een tijd toen dit er nog toe deed. Onder zijn schoonbroers telde hij luitenant-generaal baron Charles de Rennette de Villers-Perwin, baron Victor van der Linden d'Hooghvorst, baron Charles Descantons de Montblanc, pauselijk graaf en jonkheer Gaston de Ramaix, en jonkheer Roger de Thibault de Boesinghe

Beroepshalve werd Louis-François de voornaamste medewerker en vennoot van zijn broer Edouard, de oprichter van de Groep Empain. Hij promoveerde tot doctor in de rechten en doctor in de politieke en sociale wetenschappen. In voorbereiding op het voorgenomen prestigieuze huwelijk met een adellijke dame, spande de tweede zoon van een eenvoudige dorpsonderwijzer zich in om zijn standing hoger op te drijven. Hij kocht in 1907 een hotel uit 1780, eigendom van een prinses d'Arenberg, echtgenote de Croÿ, op de hoek van de Hertogstraat en de Zinnerstraat en maakte er opnieuw een luxueus verblijf van. Zo kwam hij in de chicste wijk wonen, op loopafstand van het koninklijk paleis en van de ministeries en het parlement.

Onder leiding van architect Octave Flanneau werd het huis heringericht. De totale uitgaven liepen in 1909 op tot een half miljoen frank. De ruwbouw (waaronder de monumentale trap, Euvillesteen voor de tuingevels in Franse beaux-artsstijl), het verfijnd binnenschrijnwerk (gesculpteerde deuren op het gelijkvloers en de eerste verdieping, lambriseringen, houtsnijwerk op paneel, beeldhouwwerk op de schoorsteenmantels, bas-reliëfs), de marmer in het interieur (majestueuze trapzaal in witte geaderde Carraramarmer, kolommen op de zuilengalerij in fijne witte steen van Mérieul, schouwen in Lodewijk XIV-stijl in paarse breccie), het smeedwerk van de trapbalustrades, hekkens en poorten, de muurversieringen met bas-reliëfs en stucwerkplafonds, het behoorde allemaal tot het beste.

Hij werd in 1913 katholiek provinciaal senator voor de provincie Antwerpen en in 1919 werd hij verkozen senator voor het kiesarrondissement Mechelen-Turnhout. Hij nam het jaar daarop ontslag vanwege zijn druk beroepsleven en omdat hij het erg moeilijk had met het Vlaams minimumprogramma dat onderschreven werd door de in democratische zin hervormde katholieke partij.

Ook nog in 1913 nam hij de eigendom in huur van de hertogen van Arenberg in Edingen. In vervanging van een oranjerie en midden een park van 180 ha liet hij een kasteel bouwen naar een ontwerp van architect Alexandre Marcel. In 1926 werden nog twee vleugels bijgebouwd. Ondertussen had hij, na de Eerste Wereldoorlog, de onder sekwester geplaatste eigendom in publieke verkoop aangekocht. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij zeer actief in de hulpverlening aan naar Frankrijk gevluchte Belgische families.

Binnen de Groep Empain was hij vooral bezig met financiën en bankzaken, met de maatschappijen van openbaar vervoer in België en in het buitenland. Hij was nauw betrokken bij de belangen van de Groep in Egypte en in Congo. Na het overlijden van zijn broer, toen hij dacht een nog grotere rol in de familieondernemingen te kunnen spelen, werd hij door zijn twee jonge neven, hoofdaandeelhouders, gekortwiekt en uit de meeste bestuursorganen verwijderd. Verbitterd bracht hij zijn laatste jaren door in zijn kasteel in Edingen.

Literatuur

  • Albert CHATELLE, L'effort belge en France pendant la guerre 14-18, Firmin-Didot, Parijs, 1934.
  • CRISP, Morphologie des groupes financiers, Brussel, 1962.
  • C. CAMUS, Louis François Empain, in: Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, Belgische Overzeese Biografie, T. VI, 1968, col. 360-361
  • Paul VAN MOLLE, Het Belgisch Parlement, 1894-1972, Antwerpen, 1972.
  • Yves DELANNOY, Enghien, Province du Hainaut, 1990.
  • Hotel Empain, Het herenhuis van De Warande, De Warande vzw, Brussel, september 1993.
  • Yvon TOUSSAINT, Les barons Empain, Parijs, Fayard, 1996.
  • Marie-Cécile BRUWIER, Dans les fleurs de lotus des Empain: monuments égyptisants au parc et au château d’Enghien, in: Annales du Cercle archéologique d’Enghien, 1997 (t. XXXI), p. 175-215.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.