Frans Frederik Karseboom

Biografie

Karseboom was een zoon van notaris Anthony Karseboom en Jacoba Justina Strumphler. Hij trouwde in 1843 met Elisabeth Suzanne Brugman uit welk huwelijk verschillende kinderen werden geboren. Hij studeerde vanaf 1833 aan het Athenaeum Illustre (Amsterdam), vanaf 1834 aan de universiteit Leiden waar hij op 4 juli 1840 promoveerde op De navium detentione, quæ vulgo dicitur embargo. Daarna werd hij advocaat in zijn geboortestad tot hij in 1842 daar substituut-griffier van de rechtbank werd. In de jaren 1846 tot 1853 was hij substituut-officier van justitie in Amsterdam tot zijn benoeming in 1853 tot advocaat-generaal bij het Hof van Noord-Holland. Die laatste functie kreeg hij ook vanaf 14 juni 1857 bij de Hoge Raad totdat hij daar per 8 december 1871 werd benoemd tot procureur-generaal; in die laatste functie vroeg hij om gezondheidsredenen ontslag wat hem per 4 april 1877 werd verleend.

Bibliografie

  • Specimen juris gentium et publici de navium detentione, quæ vulgo dicitur embargo. Amstelodami, 1840 (proefschrift).
  • Is het houden van vergelijkende examens verpligtend bij aanstelling van hoofdonderwijzers in weeshuizen : naar aanleiding van het opstel van den Heer Mr. C.H.B. Boot, over de verpligting tot het houden van vergelijkend examen bij aanstelling van onderwijzers op de bijzondere scholen van de 1e klasse. [Amsterdam, 1848].
  • Brief aan den hooggeleerden heer Mr. M. des Amorie van der Hoeven ... betrekkelijk diens proeve van beantwoording der regtsvraag: kan een Nederlander, in Nederlandsch Indië met der woon gevestigd, in personeele regtszaken, wanneer de eischer op het grondgebied van het Rijk in Europa woont, voor de regtbanken van het moederland gedagvaard worden? Amsterdam, 1850.
  • Geen lof bij 't graf van U, die nimmer roem begeerdet ... [Acrostichon op] G. H. G. Legers, Evangelisch-Luthersch predikant te Amsterdam. Amsterdam, 1854.
  • Aan de drie Predikanten der Evangeliesch-Lutherse Gemeente te 's Gravenhage. [Z.p., 1862].
  • Afscheidsgroet, bij het verlaten van het Godshuis, aan Euangeliesch Luthersche weezen. [Z.p., 1862].
  • Aan mijnen vriend [=J.A. Kramer]. [Z.p., 1864].
  • Noch warm, noch koud? [Z.p., 1866].
  • Bij de viering van het vijftigjarig bestaan van het Euangeliesch Luthersch Seminarium. [Z.p., 1867].
  • 1517 - 31 October - 1867. [Z.p., 1867; Gedicht ter herdenking van de dag van Reformatie].
  • Afschaffing der conclusiën van het Openbaar Ministerie in burgerlijke zaken, anders dan bij een beroep in cassatie. 's-Gravenhage, 1868.
  • Aan mijne twee zonen bij hunne bevestiging als leden der Euangeliesch-Luthersche Kerk Seminarium. [Z.p.], 1868.
  • Aan de Synode der Evang. Luth. Kerk in het Koningrijk der Nederlanden. 's-Gravenhage, 1873.
Voorganger:
G.A.G. van Maanen
Procureur-generaal bij de Hoge Raad
1871–1877
Opvolger:
J.W. Römer
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.