Ernő Dohnányi

Ernő Dohnányi (uitspraak: ˈɛrnø ˈdohnaːɲi), (Presburg, 27 juli 1877 - New York, 9 februari 1960), was een Hongaars pianist, dirigent, muziekpedagoog en componist. Voor de meeste van zijn composities gebruikte hij de Duitse vorm Ernst von Dohnanyi. De oorspronkelijke Hongaarse naamvolgorde is Dohnányi Ernő.

Ernő Dohnányi
Dohnanyi aan het klavier
Algemene informatie
Volledige naamErnő Dohnányi
BijnaamErnst von Dohnanyi
Geboren27 juli 1877
Overleden9 februari 1960
Land Hongarije
Werk
Beroepcomponist, muziekpedagoog, dirigent, pianist
Instrument(en)piano
Portaal    Muziek

Hij begon onder aansporing van Johannes Brahms een loopbaan als pianist en toerde door Europa en de Verenigde Staten. Hij was van 1905 tot 1915 pianodocent aan het Berlijnse conservatorium en daarna aan de Franz Liszt Muziekacademie in Boedapest. Van 1919 tot 1944 dirigeerde hij de Philharmonie in Boedapest en in 1931 werd hij chef-dirigent van het Hongaarse radio-orkest. Vanaf 1948 werkte hij in de Verenigde Staten (Miami in Florida).

Zijn laatromantische en formeel-klassieke composities, circa 50 stuks, omvatten vele genres. Het meest bekend werd het pantomimewerk Der Schleier der Pierrette uit 1910 en de rapsodie Ruralia Hungaria uit 1923/1924. In 1943 richtte hij het Boedapest Symfonieorkest op.

Zijn zoon Hans von Dohnanyi was betrokken bij een complot om Hitler te vermoorden, in november 1943, in een groep waarvan ook Klaus Bonhoeffer en Axel von dem Bussche deel uitmaakten.

Ernő Dohnányi werd mede bekend door zijn rol als pianopedagoog: hij schreef onder andere het studieboek: "Die wichtigsten Übungen zur Erlangung einer sicheren Klaviertechnik".

Composities

Theatermuziek

  • Der Schleier der Pierrette, pantomime in drie delen (libretto naar Arthur Schnitzler), op. 18 (1909)
  • Tante Simona, komische opera in 1 akte (libretto van Victor Heindl), op. 20 (1912)
  • A vajda tornya (De toren van de woiwode), romantische opera in drie aktes (libretto van Viktor Lányi, naar Hans Heinz Ewers en Marc Henry), op. 30 (1922)
  • A tenor (De tenor), komische opera in drie aktes (libretto van Ernő Góth en Karl Sternheim, naar Bürgerschippel van Karl Sternheim), op. 34 (1927)

Koorwerken

  • Szegedi mise (Szeged-mis), op. 35 (1930)
  • Cantus vitae, symfonische cantate, op. 38 (1941)
  • Stabat mater, op. 46 (1953)

Orkestwerken

  • Symfonie in F-groot (1896, ongepubliceerd)
  • Symfonie nr. 1 in d-klein, op. 9 (1901)
  • Suite in fis-klein, op. 19 (1909)
  • Ünnepi nyitány (Festivalouverture), op. 31 (1923)
  • Ruralia Hungarica (gebaseerd op Hongaarse volksmelodieën), op. 32b (1924)
  • Szimfonikus percek (Symfonische minuten), op. 36 (1933)
  • Symfonie nr. 2 in E-groot, op. 40 (1945, herzien 1954-7)[1]
  • Amerikai rapszódia (Amerikaanse rapsodie), op. 47 (1953)

Solo-instrument met orkest

  • Pianoconcert nr. 1 in e-klein, op. 5 (1898) (het openingsthema was geïnspireerd door Brahms' 1e Symfonie)
  • Konzertstück in D-groot voor cello en orkest, op. 12 (1904)
  • Gyermekdal variációk (Variaties op een kinderliedje) voor piano en orkest, op. 25 (1914)
  • Vioolconcert nr. 1 in d-klein, op. 27 (1915)
  • Pianoconcert nr. 2 in b-klein, op. 42 (1947)
  • Vioolconcert nr. 2 in c-klein, op. 43 (1950)
  • Concertino voor harp en kamerorkest, op. 45 (1952)

Kamermuziek en instrumentale werken

  • Pianokwartet in fis-klein (1894)
  • Pianokwintet nr. 1 in c-klein, op. 1 (1895)
  • Strijkkwartet nr. 1 in A-groot, op. 7 (1899)
  • Sonate in bes-klein voor cello en piano, op. 8 (1899)
  • Serenade in C-groot voor strijktrio, op. 10 (1902)
  • Strijkkwartet nr. 2 in Des-groot, op. 15 (1906)
  • Sonate in cis-klein voor viool en piano, op. 21 (1912)
  • Pianokwintet nr. 2 in es-klein, op. 26 (1914)
  • Strijkkwartet nr. 3 in a-klein, op. 33 (1926)
  • Sextet in C voor piano, strijkers en blazers, op. 37 (1935)
  • Aria voor fluit en piano, op 48, no. 1 (1958)
  • Passacaglia voor fluit solo, op. 48, no. 2 (1959)

Piano

  • Vier stukken, op. 2 (1897, gepubliceerd in 1905)
  • Walsen voor piano quatre-mains, op. 3 (1897)
  • Variaties en fuga op een thema van EG, op. 4 (1897)
  • Gavotte en Musette (woo, 1898)
  • Albumblatt (woo, 1899)
  • Passacaglia in es-klein, op. 6 (1899)
  • Vier rapsodieën, op. 11 (1903)
  • Winterreigen, op. 13 (1905)
  • Humoresque in de vorm van een suite op. 17 (1907)
  • Drie stukken, op. 23 (1912)
  • Fuga voor de linkerhand (woo, 1913)
  • Suite in oude stijl, op. 24 (1913)
  • Zes concertetudes, op. 28 (1916)
  • Variaties over een Hongaars volkslied, op. 29 (1917)
  • Pastorale over een Hongaars kerstlied (woo, 1920)
  • Ruralia Hungarica, op. 32a (1923)
  • Wals Suite op. 39a voor twee piano's (1945)
  • Limping Waltz op. 39b voor solo piano (1947)
  • Zes stukken, op. 41 (1945)
  • Drie losse stukken, op. 44 (1951)
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.