Webspinners
Embioptera of webspinners vormen een van de kleinste orden die behoren tot de klasse van de insecten (Insecta). Ze horen bij de Exopterygota en hebben dus een onvolledige gedaanteverwisseling. Het aantal ertoe behorende soorten wordt geschat op 300, waarvan de meeste voorkomen in de tropen.
Webspinners | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Embia major, mannetje links | ||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||
| ||||||||
Orde | ||||||||
Embioptera Lameere, 1900 | ||||||||
Afbeeldingen op | ||||||||
Webspinners op | ||||||||
|
Eigenschappen
De verschillende soorten blijven klein en zijn slanke insecten die nog het meest lijken op een kruising tussen een oorworm en een wandelende tak. De mannetjes zijn enigszins afgeplat; nimfen en wijfjes zijn rolrond. De meeste soorten zijn tussen 4 en 7 mm lang.
De wetenschappelijke naam Embioptera betekent beweeglijke (embio) vleugels (Ptera) maar sloeg waarschijnlijk alleen op de eerst beschreven (mannelijke) exemplaren. De webspinners danken de Nederlandse naam aan hun intrigerende levenswijze. Met de spinklieren op de voorpoten wordt een zijde-achtig spinsel geproduceerd dat wordt gebruikt voor het maken van een ondergronds, web-achtig nest waar de dieren in leven. Ze komen er vrijwel nooit uit en verspreiden zich ondergronds door het nest uit te breiden met het spinsel.
Het zijn voornamelijk de nimfen die nesten maken, de volwassen vrouwtjes en mannetjes nemen waarschijnlijk geen voedsel meer op en leven niet lang. Gevleugelde mannetjes zijn alleen bezig met het zoeken naar een vrouwtje. De verschillende soorten houden zich met variërend plantaardig materiaal in leven als boomschors, bladeren of (korst)mossen.
Webspinners zijn alleen al vanwege hun vermogen om met de voorpoten spinsel aan te maken een unieke orde. Bij geen enkel exemplaar uit een andere insectengroep, zowel levend als fossiel, is dit ooit waargenomen. Vermoed wordt dan ook dat de Embioptera lid zijn van een gespecialiseerde groep insecten waarvan er geen andere leden meer zijn. Een voorbeeld van deze specialisatie is dat de insecten net zo vlot voor- als achteruit door hun tunnels rennen, en ze niet hoeven om te keren.
Het abdomen is tienledig en draagt een paar tweeledige cerci; veelal zijn deze cerci asymmetrisch bij de mannetjes. Bij de wijfjes zijn de aanhangsels van het abdomen altijd symmetrisch.
De antennes zijn draadvormig, ocelli ontbreken, monddelen zijn bijtend en de kop eindigt spits. De poten zijn kort en dik, de femora ('dijen') van de achterpoten zijn extra verdikt. De tarsi zijn drieledig, die van de voorpoten met verdikte metatarsus en voorzien van spinselklier en holle spinharen. Mannetjes zijn meestal gevleugeld, soms met rudimentaire vleugels en soms zonder, wijfjes zijn altijd vleugelloos. Alleen mannetjes worden weleens gezien, daar ze de enigen zijn die weleens vleugels hebben en door licht worden aangetrokken.
Taxonomie
- Familie Andesembiidae - Ross, 2003
- Familie Anisembiidae - Davis, 1940[1]
- Familie Archembiidae - Ross, 2001
- Familie Australembiidae - Ross, 1963[2]
- Familie Clothodidae - Tillyard, 1937[3]
- Familie Embiidae - Burmeister, 1839
- Familie Embonychidae - Navás, 1917[4]
- Familie Notoligotomidae - Davis, 1940[1]
- Familie Oligotomidae - Enderlein, 1909
- Familie Paedembiidae - Ross, 2006
- Familie Teratembiidae - Krauss, 1911
- Familie Sinembiidae † - Huang & Nel, 2009
- Familie Sorellembiidae † - Engel & Grimaldi, 2006
- Incertae sedis: Geslacht Condylopalma Sundevall, 1847
Alle soorten zijn te vinden op de lijst van webspinners.
Literatuur
- Chinery, M., 1986. Nieuwe insectengids. Baarn, Tirion.
- Borror, D.J., Long, D.M. de & Triplehorn, C.A., 1981. An introduction to the study of insects. Londen, Saunders.