Edoeard Sjevardnadze

Edoeard Amvrosievitsj Sjevardnadze (Georgisch: ედუარდ შევარდნაძე, Russisch: Эдуард Амвросиевич Шеварднадзе) (Mamati, 25 januari 1928Tbilisi, 7 juli 2014) was een Georgisch politicus. Sjevardnadze was minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie onder Michail Gorbatsjov en was van november 1995 tot 23 november 2003 president van Georgië.

Edoeard Sjevardnadze
Edoeard Amvrosievitsj Sjevardnadze
Geboren25 januari 1928
Mamati, Sovjet-Unie
Overleden7 juli 2014
Tbilisi, Georgië
Politieke partijCommunistische Partij van de Sovjet-Unie (1948-1991)
Onafhankelijk (1991-1995)
Burgerunie (1995-2003)
PartnerNanoeli Sjevardnadze
BeroepPoliticus
ReligieGeorgisch-orthodoxe
Handtekening
President van Georgië
Aangetreden23 november 1995
Einde termijn23 november 2003
VoorgangerZviad Gamsachoerdia
OpvolgerNino Boerdzjanadze
Portaal    Politiek

Algemeen

Als kind van de revolutie koesterde Sjevardnadze een groot vertrouwen in de communistische ideologie en vervulde hij gedurende zijn hele volwassen leven openbare en politieke functies binnen het communistische systeem. Hij verwierf binnenlandse bekendheid door zijn felle strijd tegen corruptie onder sovjetambtenaren en maakte snel carrière binnen de Communistische Partij. Toch werd hij internationaal vooral bekend door zijn rol in de hereniging van Duitsland en in de hervorming en ontmanteling van het communistische systeem waarmee hij was opgegroeid. Als president van de onafhankelijke republiek Georgië werd hij er later in toenemende mate van beschuldigd ondemocratische middelen te gebruiken om zijn eigen positie en die van zijn familie te bevorderen. Bovendien bleek hij niet in staat te voorkomen dat corruptie – die hij in vroegere jaren zo daadkrachtig had bestreden - snel vat kreeg op het publieke leven in zijn land.

Onder druk van massale binnenlandse protesten en grote buitenlandse kritiek zag Sjevardnadze zich op 23 november 2003 genoodzaakt af te treden. Daarmee kwam een einde aan zijn politieke loopbaan. Sjevardnadze was erelid van de Club van Rome.

Familie

Edoeard Sjevardnadze werd als vijfde kind van een arm gezin geboren in het Georgische dorpje Mamati aan de Zwarte Zee. Hij had een zus en drie broers, waarvan een omkwam in de Tweede Wereldoorlog. Zijn vader, die leraar was, werd in 1937, tijdens de Grote Zuivering gearresteerd omdat hij medio jaren 20 zijn steun voor de mensjewieken naar de bolsjewieken had verplaatst. Hij werd vrijgelaten door de interventie van een voormalige leerling die nu voor de NKVD werkte.[1]

In 1951 trouwde Edoeard Sjevardnadze met Nanoeli Tsagareisjvili. Hij deed dit ondanks waarschuwingen dat het huwelijk schadelijk zou kunnen zijn voor zijn carrière, vanwege het feit dat haar vader als 'vijand van de staat' veroordeeld en geëxecuteerd was. Het echtpaar kreeg twee kinderen; een zoon en een dochter. Zijn vrouw overleed op 20 oktober 2004. Zijn kleindochter Sofiko Sjevardnadze is journalist bij de Russische televisiezender RT.[2]

Politieke loopbaan

Binnen de Georgische Socialistische Sovjetrepubliek

Na het doorlopen van zijn basisopleiding in Mamati trok Sjevardnadze naar Tbilisi om daar, op aandringen van zijn ouders, te gaan studeren aan de Medische Hogeschool. Na het behalen van zijn diploma koos hij er echter voor niet verder te studeren aan een medisch instituut, maar een baan als instructeur te accepteren bij het regionale comité van de Komsomol, de communistische jeugdbeweging. In 1948 werd hij lid van de Communistische Partij. Hij vervolgde zijn opleiding aan de historische faculteit van het Pedagogisch Instituut en steeg snel in de Komsomol-hiërarchie, om in 1956 gekozen te worden tot secretaris van het Centrale Comité van de Georgische Komsomol. In 1959 werd hij lid van de Georgische Opperste Sovjet en in 1965 promoveerde hij tot minister voor Openbare Orde. In de functie van minister van Binnenlandse Zaken, die hij van 1968 tot 1972 bekleedde, verwierf hij faam door zijn harde beleid ten opzichte van corruptie.

Toen de Eerste Secretaris van de Communistische Partij in 1972 moest aftreden in verband met een corruptieschandaal, werd Sjevardnadze aangesteld als zijn opvolger.

Binnen de Communistische Partij van de Sovjet-Unie

In zijn nieuwe functie voerde hij een onverminderd daadkrachtig beleid gericht op het terugdringen van corruptie, en die doortastendheid werd door de Sovjet hiërarchie al spoedig beloond met een zetel in het Centraal Comité van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Twee jaar later, in 1978, werd hij als kandidaat-lid toegelaten tot het Politbureau. In 1985 stelde Gorbatsjov hem aan als minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie, als vervanger voor de kort daarvoor afgetreden Andrej Gromyko. In de jaren die volgden stond Sjevardnadze als rechterhand van Gorbatsjov aan de basis van de detente en het einde van de Koude Oorlog. Onder zijn leiding werd het buitenlands beleid van de Sovjet-Unie drastische herzien. Hij onderhandelde voor de Sovjet-Unie over de hereniging van Duitsland en bepleitte een einde aan de oorlog in Afghanistan.

Tegen het einde van de jaren tachtig liepen al eerder ontstane tegenstellingen tussen Gorbatsjov en Sjevardnadze echter zo hoog op, dat die laatste in 1990 geen andere mogelijkheid zag dan af te treden. In zijn beroemde afscheidsrede maakte Sjevardnadze zijn bezorgdheid over sommige van Gorbatsjovs besluiten kenbaar, en waarschuwde hij voor dreigende dictatuur. Na een mislukte coup door conservatieven in de zomer van 1991 keerde hij eind dat jaar terug in zijn functie. Een maand later, met de formele ontbinding van de Sovjet-Unie, trad hij echter weer af.

Na de val van de Sovjet-Unie

Hij keerde terug naar de nu onafhankelijke republiek Georgië, waar hij de tweede president van Georgië zou worden sinds de onafhankelijkheid in 1991. In 1992 werd de toenmalige Georgische president Zviad Gamsachoerdia afgezet en het presidentschap tijdelijk 'afgeschaft'. Sjevardnadze werd daarom benoemd tot voorzitter van de Georgische staatsraad. Toen het presidentschap in november 1995 in ere werd hersteld, werd Sjevardnadze met 70% van de stemmen gekozen.

In de eerste jaren van zijn bewind bouwde hij veel steun op door zijn daadkrachtig handelen in het conflict met afvallige provincies als Abchazië en door de betrekkelijke stabiliteit die hij aanvankelijk wist te brengen. Door zijn op het Westen georiënteerd beleid wist hij buitenlandse financiële steun en investeringen naar zijn land te halen en een strategisch partnerschap met de NAVO te bewerkstelligen.

Hoewel hij er zelf van overtuigd was dat hij zijn geboorteland had gered, wist Sjevardnadze niet te voorkomen dat het land verstrikt raakte in een burgeroorlog en kon hij de woekerende corruptie geen halt toeroepen. Hij werd ervan beschuldigd oneigenlijke middelen te gebruiken om zijn positie te handhaven. Hij legde beperkingen op aan de media, ontsloeg politici en benoemde familieleden - onder wie zijn eigen kinderen - op hoge posten. Zijn militaire acties tegen de naar onafhankelijkheid strevende regio's Zuid-Ossetië en Abchazië bleven vruchteloos, maar leidden wel tot een burgeroorlog. De aanhoudende energiecrisis en economische recessie versterkten de toch al snelle afkalving van zijn populariteit in de late jaren negentig.

Ook verloor hij de steun van zijn vroegere bondgenoten in het Kremlin, vooral omdat hij Rusland de toegang weigerde tot de Pankisi-vallei waar zich Tsjetsjeense rebellen zouden bevinden.

De Verenigde Staten bleven Sjevardnadze echter trouw. In ruil voor olie en de NAVO-basis op Georgisch grondgebied, ontving Georgië jaarlijks miljoenen Amerikaanse dollars. Volgens velen kwam een groot deel daarvan echter bij corrupte politici terecht. In 2002 presenteerde minister van Justitie Micheil Saakasjvili, de latere oppositieleider, een wetsontwerp om de corruptie onder politici aan te pakken. Sjevardnadze wees het voorstel van de hand en Saakasjvili stapte op.

Ondanks dit alles werd Sjevardnadze in 2000 herkozen. Die verkiezing werd echter bezoedeld door beschuldigingen van manipulatie van de uitslag.

De Rozenrevolutie

In november 2003 kwam Sjevardnadze wederom in opspraak, nadat hij claimde de parlementsverkiezingen te hebben gewonnen. De oppositie meende dat er sprake was geweest van verkiezingsfraude, wat door internationale waarnemers van de OVSE werd bevestigd. Er volgden wekenlange demonstraties. Toen ook Tedo Dzjaparidze, het hoofd van de Nationale Veiligheidsraad van Georgië, verklaarde dat de parlementsverkiezingen ongeldig waren en moesten worden overgedaan, drong de oppositie aan op Sjevardnadzes vertrek.

Desondanks hield Sjevardnadze vast aan zijn besluit op 22 november 2003 de eerste zitting van het parlement te openen. Het parlementsgebouw werd omsingeld door tienduizenden betogers, en de politie greep niet in. Een woedende menigte, onder leiding van oppositieleider Micheil Saakasjvili, drong vervolgens het parlementsgebouw binnen, op het moment dat Sjevardnadze aan zijn toespraak was begonnen. Leden van de oppositie eisten luidkeels dat Sjevardnadze zijn koffers zou pakken en naar het buitenland zou vertrekken. Ten slotte verliet Sjevardnadze het parlementsgebouw. Later die dag riep hij de noodtoestand uit. De volgende dag nam hij, na overleg met Saakasjvili, alsnog ontslag als president. Parlementsvoorzitter Nino Boerdzjanadze werd waarnemend president. Daarmee was de “Rozenrevolutie”, zoals de politieke omwenteling werd genoemd, een feit. Deze revolutie bracht Sjevardnadzes indrukwekkende politieke carrière tot een vrij roemloos einde.

Na zijn aftreden werd Sjevardnadze officieel uitgenodigd in Duitsland te komen wonen, waar hij vanwege zijn rol in de hereniging van dat land nog steeds erg populair was. De ex-president liet echter weten dankbaar te zijn voor de uitnodiging, maar zeer veel van zijn land te houden en het niet te zullen verlaten.

Voorganger:
Zviad Gamsachoerdia
President van Georgië
22 december 199123 november 2003
Opvolger:
Nino Boerdzjanadze
Zie de categorie Eduard Shevardnadze van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.