Dominicanenklooster (Brugge)

Het Brugse Dominicanenklooster was een van de kloosters van de orde van predikheren in de Zuidelijke Nederlanden, van 1233 tot 1796.

Geschiedenis

De eerste dominicanen werden in Brugge gesignaleerd in 1228. Ze kwamen uit Parijs.

De stichting van het Brugse klooster werd in 1233 goedgekeurd tijdens het generaal kapittel van Bologna. De paters vestigden zich in een huis in de Langestraat, buiten de stadsomwalling. Het was gravin Johanna van Constantinopel, belangrijke ondersteuner van de dominicanenorde, die voor hun vestiging zorgde, door het verschaffen van de nodige geldmiddelen. De paters kregen vergunning om, naast een klooster, ook een kerk te bouwen en een kerkhof aan te leggen.

In 1280-1284 werd het definitieve kerkgebouw opgetrokken. In 1300 werd de voorgevel afgewerkt. In 1310 werd de kerk ingewijd en in 1320 was ze definitief afgewerkt. Tegen het jaar 1336 waren er al voldoende kloostergebouwen opgetrokken om toe te laten een generaal kapittel in Brugge te houden.

De paters vervulden heel wat activiteiten. Naast het ontvangen van gelovigen in hun eigen kerk, gingen ze ook in een ruime omtrek rond Brugge prediken of parochies besturen. Ze bouwden of kochten huizen om er te kunnen logeren als ze niet naar Brugge konden terugkeren. Dit waren dan gasthuizen, zogenaamde termijnhuizen, die er kwamen in Aardenburg, Sluis, Oostende, Oostburg. Een bijkomende pleisterplaats werd, vanaf 1284, het klooster Engelendale van de dominicanessen in Assebroek. Ook andere vrouwenkloosters werden door de dominicanen bediend voor wat betreft het prediken en het biechthoren.

Het klooster tijdens de godsdiensttroebelen

Vanaf 1578 en tot in 1584 werd Brugge bestuurd door een protestants stadsbestuur. De dominicanen vluchtten en het verlaten klooster onderging heel wat vernielingen. De grote zuidelijke slaapzaal werd beschadigd en de oostelijk gelegen eet- en slaapzaal en de kapittelzaal werden vernield. De sacristie bleef gespaard. De tweede kloostergang werd gesloopt.

In 1584 keerden de paters terug en trokken opnieuw in hun klooster. De herstellingswerken werden aangevat en de kerk werd weer ingewijd. De kloostergang werd herbouwd en de grote slaapzaal hersteld. In 1630 werd de oostelijke slaapzaal herbouwd en in 1637 werd een bibliotheek opgericht.

Het graven van de Coupure (1750-1751)

In 1749 werd beslist een nieuwe verbinding aan te leggen tussen de Brugse reien en de Ringvaart, die deel uitmaakte van het kanaal Oostende-Brugge-Gent.

Om deze verbinding te kunnen realiseren werd een behoorlijk deel van de eigendom van de dominicanen onteigend om er het kanaal door te trekken. De gebouwen werden gespaard, maar lagen vlak naast het kanaal. De tussenliggende baan werd 'Predikherenrei' genoemd.

Het einde

Op 8 november 1796 werden de dominicanen, zoals alle Brugse kloosterlingen, uit hun klooster verdreven. Ze vertrokken onder protest. De paters werd voorgespiegeld dat ze een pensioen zouden ontvangen, maar dit werd nooit uitbetaald.

Vanaf 1794 was de kerk in beslag genomen en als hooizolder gebruikt. In 1801 stortte de kerk in en alleen een paar resten van het kerkportaal bleven tot vandaag bewaard en werden in 1982 als monument beschermd. De kloostergebouwen bleven grotendeels bewaard. Wel werden ze in twee delen verdeeld. Het westelijke deel werd de zetel van de marechaussee, later de rijkswacht. Het originele gebouw verdween achter een neogotische gevel, maar bleef bewaard. Tegen het einde van de twintigste eeuw werd het beschermd en gerestaureerd. Het werd voortaan gebruikt voor de kantoren van het Justitiehuis.

Het andere en belangrijkste deel was in de tweede helft van de 19de eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw als hotel gebruikt, onder de naam Hotel Verriest. Na de Tweede Wereldoorlog werd het de zetel van het Brugse Rode Kruis. Toen het eindelijk als monument beschermd werd, begon men te restaureren en een bestemming te zoeken. Het gerestaureerde gebouw werd na 2010 onderdeel van het Rijksarchief in Brugge.

Literatuur

  • B. DE JONGHE, Belgium Dominicanum,Brussel, 1719.
  • V. VAN CALOEN o.p., Le couvent des dominicains à Bruges, 1903.
  • Adolphe DUCLOS, Bruges, histoire et souvenirs, Brugge, 1910.
  • Pius MEULEPAS o.p., De predikheren te Brugge, in: Biekorf, 1939.
  • Joseph DE SMET, De vestiging van de vier bedelorden te Brugge in de XIIIe eeuw, in: Biekorf, 1951.
  • M. DE WULF, De kerkelijke architectuur van de Dominicanen te Brugge, in: Gentse bijdragen tot de kunstgeschiedenis en de oudheidkunde, 1959-1960.
  • Piet DEPUE o.p., Geschiedenis van het oud Dominicanenklooster te Brugge (1233-1796), Leuven, 1981.
  • Piet DEPUE o.p., Dominikaanse wetenswaardigheden in West-Vlaanderen, Gent, z.d.
  • W. SIMONS, Bedelordekloosters in het graafschap Vlaanderen, Brugge, 1987.
  • Marc RYCKAERT, Brugge, historische stedenatlas, Brussel, 1991.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.