Dikdiks

Dikdiks, zo genoemd vanwege het geluid dat ze maken als ze gealarmeerd zijn, zijn kleine antilopes van het geslacht Madoqua die in de savannes van Zuid- en Oost-Afrika leven. Dikdiks staan 30 tot 40 cm hoog op hun poten en wegen 3 tot 5 kg. Ze hebben een spitse snuit en een zachte vacht die van boven grijs of bruin is en van onder wit. Het haar op de kruin vormt een opstaand plukje dat soms gedeeltelijk de korte geringde horens van het mannetje verbergt.

Dikdiks
Dikdik (Madoqua)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Artiodactyla (Evenhoevigen)
Familie:Bovidae (Holhoornigen)
Geslacht
Madoqua (Dikdiks)
Ogilby, 1837
Afbeeldingen Dikdiks op Wikimedia Commons
Dikdiks op Wikispecies
Portaal    Biologie
Zoogdieren

Lichamelijke kenmerken

Vrouwtjes dikdiks zijn iets groter dan de mannetjes. De mannetjes hebben hoorns, welke licht (zo'n 3  tot 7.5 cm), naar achteren zijn gebogen. Het hoofd van de dikdik lijkt vaak wat groot in verhouding tot het kleine lichaam. Het bovenste deel van het lichaam is grijs-bruin, terwijl de lagere delen van het lichaam, inclusief de benen, buik, borst en flanken, lichtbruin zijn. Veel dikdiks hebben een vage ring rond hun ogen die doorloopt tot een streep. Dikdiks hebben achter onder de staart een hartvormige, lichte vlek die bedoeld is om bij alarm de groep te kunnen alarmeren.

Leefomgeving

Dikdiks zoeken een leefomgeving waar een voldoende hoeveelheid eetbare grassen en struiken zijn, maar geven de voorkeur aan gebladerte dat niet al te groot is om hun gezichtsveld niet te beperken. Ze leven op open vlaktes tussen andere graseters zoals de giraffes en de antilopen. Dikdiks leven op uiteenlopende plaatsen van dicht bos tot open vlakte, maar ze moeten goede schutmogelijkheden hebben hoewel niet te veel hoog gras of hoge planten. Ze verplaatsen zich als het gras te hoog groeit voor hen om de omgeving te overzien. Ze leven gewoonlijk in paren op een territorium van zo'n 50 km² groot. De territoria zijn vaak in laaggroeiend struikgewas tussen droge, stenige rivierbeddingen waar voldoende schuilplaatsen zijn. Dikdiks hebben een aantal paden door en rond de grenzen van hun territorium om andere dikdiks, voornamelijk vrouwtjes, weg te houden.

Voedsel

Dikdiks zijn herbivoren, ze eten gebladerte, scheuten, fruit en bessen. Dikdiks halen een voldoende hoeveelheid water uit hun voedsel voor hun waterbehoefte, waardoor drinken niet nodig is. Dankzij de speciale vorm van hun hoofd zijn ze in staat om bladeren te eten tussen de stekels van de acaciabomen, en om zich te voeden terwijl ze hun kop hoog kunnen houden om eventuele roofdieren in de gaten te houden.

Sociale structuur

Dikdiks vormen monogame relaties binnen een afgebakend territorium. Bij de geboorte wegen de jongen zo'n 1,5 lb (0,7 kg), en bereiken volwassenheid in zes tot acht maanden.

Natuurlijke vijanden

Dikdiks worden voornamelijk bejaagd door varanen, adelaars, pythons, kleinere katten zoals de caracal, en leeuwen, cheeta's, hyena's, wilde honden, jakhalzen en mensen.

Soorten

Er zijn vier soorten dikdiks:

Referenties

Zie de categorie Madoqua van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.