De Rode Prinses

De Rode Prinses is een Nederlandstalige jeugdroman, geschreven door Paul Biegel en uitgegeven in 1987 bij Uitgeverij Holland in Haarlem. Het boek, waarvan de eerste editie werd geïllustreerd door Fiel van der Veen, verhaalt over een prinses die, na twaalf jaar een afgescheiden leventje te hebben geleid, zich nu ineens zelf moet zien te redden in de harde buitenwereld. Voortdurend wordt verwezen naar het cijfer 12.

De Rode Prinses
Auteur(s)Paul Biegel
IllustratorFiel van der Veen
Land Nederland
TaalNederlands
GenreJeugdliteratuur
UitgeverUitgeverij Holland
Haarlem
Uitgegeven1987
MediumBoek
Pagina's127 pagina's
ISBN-code90-251-0577-7
Vorige boekHet wolkenschip
Volgende boekBeer in het verkeer
Portaal    Literatuur

Inhoud

Op haar twaalfde verjaardag wordt de Rode Prinses aan het volk getoond. Tot dusver heeft ze slechts binnen de paleismuren gewoond, waar ze werd onderwezen door haar hofdames Laula en Paula. Maar op het moment dat haar koets de paleismuren verlaat en de hoofdstad binnenrijdt, wordt deze gekaapt door drie rovers. De drie rovers, Holz, Bolz en Schwanzenstolz, nemen haar mee naar hun rovershut midden in de wildernis. Al snel blijkt dat Schwanzenstolz een stuk beschaafder is dan zijn twee kameraden.

In de hoofdstad zijn de koning en koningin zo overstuur dat ze niet meer kunnen regeren, en de sluwe koningin-moeder neemt het noodgedwongen tijdelijk over. De rovers eisen losgeld (12 pond zilver en 12 pond goud), maar de koningin-moeder zet een val en de rovers worden opgepakt. De prinses blijkt echter verdwenen: ze was weggelopen omdat ze het eten bij de rovers niet lekker vond.

De rode prinses begint nu aan een odysee door het hele rijk met als doel terug te kunnen keren naar het paleis. Dat valt niet mee: ze is niet gewend voor zich zelf te zorgen en gebruikt pluralis majestatis. Ook komt ze voor het eerst met het volk in aanraking: de Verschrikkelijke Umberto, boeren, een bruiloft, etc. Vanwege haar taalgebruik wordt ze zelfs korte tijd in een dolhuis opgesloten, totdat ze 'gewoon' in enkelvoud spreekt.

Ondertussen begint het volk te denken dat de prinses niet bestaat omdat niemand haar daadwerkelijk heeft gezien, en dat de ontvoering een truc was om het volk het 'losgeld' afhandig te maken. Dit losgeld was immers ingezameld van het volk en wordt nu als beloning uitgeloofd voor wie de rode prinses vindt. Opa Tannenbaum beweert dat de 'beloning' gewoon wordt geïnd door een vriendje van de koning waarna de koninklijke familie en de 'rovers' de buit verdelen. Daarom bedenkt hij het plan om een nep-prinses naar het paleis te brengen. Als de prinses immers niet bestaat moeten de koning en koningin immers dit meisje wel accepteren en de beloning uitloven om gezichtsverlies te voorkomen. De slimme koningin-moeder doorziet het plan echter en geeft als beloning 12 pond vlooien en 12 pond luizen.

Inmiddels wordt de executie van Holz, Bolz en Schwanzenstolz voorbereid, maar op het moment suprême komt de (echte) rode prinses tussenbeide. Ze bevrijdt de drie later en vraagt mee te gaan om ook rover te kunnen worden. Schwanzenstolz zegt dat dat niet kan. De rode prinses neemt hierop afscheid van hem, en wordt koningin.

Trivia

  • De namen van de rovers zijn afkomstig uit het Duits; Holz betekent hout, Bolz is een achternaam, en Schwanzenstolz betekent "trots (stolz) op de staart (Schwanz)". Erg gelukkig gekozen is die laatste naam echter niet; het woord "Schwanz" wordt binnen Duitsland informeel ook wel gebruikt voor "penis", zodat men er ook in kan lezen 'trots op zijn penis'.
  • Het boek kreeg in 1988 de tweede prijs van de Nederlandse Kinderjury in de categorie '10 tot 12 jaar'
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.