Cacibupteryx
Cacibupteryx is een geslacht van pterosauriërs behorend tot de groep van de Breviquartossa, dat tijdens het late Jura leefde in het gebied van het huidige Cuba.
Cacibupteryx Status: Uitgestorven, als fossiel bekend | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||
| ||||||||||||
Geslacht | ||||||||||||
Cacibupteryx Gasparini, Fernández & de la Fuente, 2004 | ||||||||||||
Typesoort | ||||||||||||
Cacibupteryx caribensis | ||||||||||||
Cacibupteryx op | ||||||||||||
|
De typesoort Cacibupteryx caribensis werd in 2004 beschreven door Zulma Gasparini, Marta Fernández en Marcelo de la Fuente. De geslachtsnaam is afgeleid van Cacibu, de "Heer van de Hemel" in de taal van de Taíno en het Klassiek Griekse pteryx, "vleugel". De soortaanduiding verwijst via het Spaanse Caribe naar de Caraïben.
Het holotype IGO-V 208 (Museo Mario Sánchez Roig, Instituto de Geología y Paleontología) is in de provincie Pinar del Río, op 22,7° noorderbreedte, 83,6° westerlengte (indertijd 4,1° noorderbreedte, 50,8° westerlengte) door plaatselijke boeren gevonden in de Jaguaformatie, Mogote Jagua Vieja, uit het Oxfordien, ongeveer 158 miljoen jaar oud. Het fossiel, een van de weinige goede pterosauriërvondsten uit het Oxfordien, is niet platgedrukt. Het bestaat uit een gedeeltelijke schedel waarvan de voorkant ontbreekt, en delen van de linkervleugel: het uiteinde van een ellepijp, fragmenten van het spaakbeen, en het eerste en vierde vingerkootje van de vleugelvinger. De schedel, waarvan het bewaard gebleven gedeelte zeventien centimeter lang was, had een geschatte lengte van 240 millimeter en was aan de achterkant tamelijk breed en hoog. De oogkassen waren driehoekig, met de punt naar beneden, en groot. De fenestra antorbitalis was klein, de neusgaten groot. De bovenop platte snuit was niet heel langgerekt. Het quadratum stond tamelijk steil. De tanden, die niet bewaard zijn gebleven, lagen vrij ver van elkaar
Cacibupteryx werd door de beschrijvers geplaatst in de Rhamphorhynchidae. David Unwin meende in 2005 dat het meer bepaaldelijk een lid van de Scaphognathinae betrof. Volgens een kladistische studie van Brian Andres uit 2010 echter, is het een lid van de Rhamphorhynchinae en een bijzonder nauwe verwant van Rhamphorhynchus zelve; volgens een analyse uit 2014 binnen een Rhamphorhynchini.
Voor een basale pterosauriër was Cacibupteryx vrij groot met een geschatte vleugelspanwijdte van ongeveer tweeënhalve meter.
Bronnen, noten en/of referenties
|