Boeroes

Boeroes zijn in Suriname wonende nazaten van Nederlandse arbeiders en boeren (boeroe = boer) die halverwege de 19e eeuw naar Suriname trokken. Blanke Nederlanders die lange tijd in Suriname wonen en zijn geïntegreerd in de samenleving worden meestal ook boeroe genoemd.

Voorspel

In de jaren 40 van de 19e eeuw werd het in Suriname duidelijk dat de afschaffing van de slavernij slechts een kwestie van tijd zou zijn. Er zouden dan anderen nodig zijn om in Suriname de landbouwgronden te bewerken. Drie Nederlandse dominees, A. van den Brandhof, D. Copijn en J.H. Betting, kwamen op het idee om arme boerengezinnen uit de Betuwe en de Veluwe Gelderland als kolonisten naar Suriname te halen. In 1841 dienden zij bij koning Willem II een plan hiervoor in. De Nederlandse regering ging hiermee akkoord en na een mislukte verkenningsmissie in 1843 (waarna Betting afhaakte omdat hij het project niet haalbaar achtte) kwamen in 1845 de eerste 200 kolonisten aan in Suriname.

De eerste tijd: 1845-1853

De boerenkolonist Gijsbertus Overeem met zijn vrouw gefotografeerd ter gelegenheid van de 50-jarige aanwezigheid van de boerenkolonisten in Suriname, 1893

Op 20 juni 1845 kwamen de eerste 202 personen aan in Suriname om vervolgens door te reizen over de rivier Saramacca naar de plantage Voorzorg, een voormalige leprakolonie waar de te bewerken gronden zouden liggen. De lokale Nederlandse vertegenwoordigers hadden echter niets in het kolonisatieproject gezien, men heeft ze weggestopt zodat de tot slaaf gemaakten niet konden zien dat blanken ook met hun handen arbeidden. De beloofde huizen voor de kolonisten waren dan ook niet gebouwd. Ook andere beloften waren niet waargemaakt: er was geen land ontgonnen, ook was er geen vee en daarnaast was de afwatering niet aangelegd waardoor het land drassig was en nog ongeschikt voor bebouwing. Er stonden slechts wat hutjes van de in 1823 verlaten leprakolonie en een negental noodwoningen die nog niet gereed waren. Drinkwater was er ook niet, men moest het brakke rivierwater drinken. Dominee Van den Brandhof was gewaarschuwd voor de situatie door Betting na zijn verkenning, maar Van den Brandhof zette de kolonisatie toch door. Tevens waren onder de kolonisten weinig boeren en was de leeftijd gemiddeld redelijk hoog. Het was de bedoeling dat mensen zouden worden geselecteerd in de kracht van hun leven en dat ze al ervaring als boer hadden. De meeste kolonisten begonnen desondanks vol goede moed maar het duurde niet lang voordat er een tyfusepidemie uitbrak waar velen aan bezweken (recente opgravingen in 2015 van graven van Boeroes suggereren dysenterie als doodsoorzaak). Zij die de tyfusepidemie overleefd hadden kregen toestemming om de rivier over te steken naar het dorp Groningen. Ondanks de bezwaren van Van den Brandhof trokken de jaren daarna de boeren in kleine groepjes verder, met name in de richting van Paramaribo, en men vestigde zich in dorpjes als Kwatta en Uitvlugt. In Groningen en omstreken was er geen afzetmarkt voor landbouwproducten, een reis naar Paramaribo met een korjaal duurde minimaal twee dagen. De landbouwproducten waren dan niet meer geschikt voor verkoop. Dat was de reden dat men richting Paramaribo trok en in Kwatta en Uitvlugt terechtkwam.

In 1853 kwam er officieel een einde aan het kolonisatieproject. Er waren 398 kolonisten uit Nederland aangekomen en in Suriname nog eens 68 kinderen geboren. Van deze groep waren er op 31 mei 1853, na afloop van de tyfusepidemie, nog 223 in leven. Van de groep overlevenden keerden er 56 terug naar Nederland en de overgebleven groep van 167 bleef in Suriname achter en vormde de voorouders van de hedendaagse Boeroes.

De Boeroefamilies dragen de namen Berkemeijer, Van Brussel, Van Dijk, Van den Eng, Gerbrands, Hoogvliet, Van der Klift, Van Leijden, Loor, Van Meteren, Nellenstein, Overeem, Van Raai, Van Ravenswaay, Rijsdijk, Rozenberg, Stolk, Tammenga, Teunissen, Veldema, Veldhuizen, Veldkamp, Wouters en Zweers. Hun nazaten wonen nu nog in Suriname en in Nederland.

Na 1853

Groep Nederlandse kolonisten op de boerderij van de heer Van Brussel ter gelegenheid van het herdenkingsfeest op 21 juni 1920

Na 1853 verging het de overgebleven boeren beter. Er ontstond langzaam maar zeker een grotere afzetmarkt voor hun producten, al kwam er wel meer concurrentie van Hindoestaanse boeren. Rond 1900 specialiseerde men zich in melkvee. In de crisisjaren stopten velen als boer en vonden werk in andere sectoren, met name bij de overheid. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog werden de Boeroes welvarender. Naar schatting leven er nog zo'n 1000 Boeroes in Suriname en 3000 elders.

In 1945 werd er in Groningen een Monument van de Boeroes onthuld om de 100 jaar boerenkolonisatie te herdenken.

Bekende boeroes

Een van de bekendste boeroes was de Surinaamse historicus André Loor (1931-2013). Boeroes die een ministersfunctie vervuld hebben, zijn Albert van Dijk en Ricardo Otto van Ravenswaaij. Cornelis A. van Dijk was tot 2015 directeur der belastingen in Suriname.

Zie de categorie Boeroes van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.