Bitja

Bitja (Hebreeuws: בִּתְיָה, dochter van God) was volgens de Hebreeuwse Bijbel een dochter van een farao en volgens de Midrasj de adoptiemoeder van Mozes.[1] Daarin wordt de "dochter van de farao" in I Kronieken 4:18 gelijkgesteld met de dochter van de farao die Mozes in een mandje op de Nijl had zien drijven, adopteerde en zijn naam Mozes gaf.[2]

Mozes wordt gevonden door Bitja (Edwin Long)

Volgens de Midrasj was Bitja een zorgzame en toegewijde vrouw, en was haar liefdevolle ontvangst en haar wilskracht om Mozes te redden de reden dat God haar "Gods dochter" noemde. Het feit dat de prinses Mozes had gered, werd door God bovendien bezegeld met het eeuwige leven in het Paradijs en het als enige eerstgeborene overleven van de Plagen van Egypte. Het water van de Nijl had Bitja bij de vondst van Mozes genezen van een ernstige huidziekte en bovendien was Bitja getuige geweest van een verschijning van de aartsengel Gabriël. Deze wonderen deden Bitja waarschijnlijk bekeren tot het Jodendom en trouwde ze met de Joodse Kaleb, met Jozua een van de twaalf verspieders van het Beloofde Land,[3] en volgens de Midrasj dezelfde was als Mered uit 1 Kronieken 4:18.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.