Bijzonder onderwijs

Het bijzonder onderwijs is een onderwijsorganisatievorm in Nederland voor scholen met een specifieke religieuze, levensbeschouwelijke of pedagogische grondslag. Een dergelijke school wordt niet bestuurd door de overheid maar door een stichting of een vereniging opgezet door particulieren of levensbeschouwelijke instanties, waarbij de bekostiging via de overheid plaatsvindt.

Het bijzonder onderwijs kan onderverdeeld worden in confessioneel bijzonder onderwijs (op religieuze of levensbeschouwelijke basis) en algemeen bijzonder onderwijs. Van ouders wordt verwacht dat zij de visie en uitgangspunten van de school (de grondslag) onderschrijven. Sommige bijzondere scholen vinden het voldoende als de ouders de grondslag respecteren. Volgens cijfers van het ministerie van OCW en het CBS bezochten in 2009 71,13% van de leerlingen een bijzondere school voor Primair of Voortgezet Onderwijs tegenover 28,87% van de leerlingen een openbare school.

Het bijzonder onderwijs bestaat naast het openbaar onderwijs: onderwijs dat uitgaat van en bestuurd wordt door een overheid, vaak een gemeente.

Bijzonder onderwijs wordt soms verward met speciaal onderwijs (in Vlaanderen het buitengewoon onderwijs), onderwijs aan kinderen die vanwege leer- of gedragsproblemen, vanwege lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicaps of door gedragsstoornissen extra zorg op school nodig hebben.

Bijzonder onderwijs op religieuze of levensbeschouwelijke basis

Dit onderwijs wordt gegeven op religieuze of levensbeschouwelijke basis, zoals:

  • Hindoeïstisch onderwijs
  • Joods onderwijs
  • Humanistisch onderwijs[3]

Algemeen bijzonder onderwijs

Naast onderwijs op religieuze basis, bestaat er neutraal algemeen bijzonder onderwijs, vergelijkbaar met openbaar onderwijs. Een school op algemeen bijzondere grondslag is een openbare school met een eigen bestuur. Vroeger waren alle overheidsscholen openbare scholen. Met de komst van de algemeen bijzondere scholen is dat veranderd. Inmiddels vallen alle scholen in Nederland onder bestuursstichtingen. Ook het openbaar onderwijs is inmiddels niet meer strikt een overheidsaangelegenheid. Alle scholen die voldoen aan de accreditatie-eisen van de overheid, worden door de overheid bekostigd. Alle scholen, ongeacht of ze bijzonder, algemeen bijzonder of openbaar zijn, bieden onderwijs dat georganiseerd is op basis van een onderwijskundige methode:

Bijzondere scholen kunnen ook een religieuze én een onderwijskundige grondslag hebben. Daarnaast kunnen openbare scholen ook een onderwijskundige grondslag hebben. Ook is het mogelijk dat confessioneel-bijzondere scholen en openbare scholen bepaalde aspecten van onderwijskundige ideeën toepassen in hun onderwijs zonder daarmee zichzelf te bestempelen als een school voor algemeen bijzonder onderwijs.

De nutsscholen bieden neutraal algemeen bijzonder onderwijs, vergelijkbaar met openbaar onderwijs. Ze zijn opgericht door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen terwijl het openbaar onderwijs vroeger door de overheid zijn gesticht.

Geschiedenis

Voor 1917 werden de bijzondere scholen niet volledig door de overheid gefinancierd. Daar kwam in dat jaar verandering in als gevolg van de schoolstrijd. In artikel 23 van de Nederlandse grondwet[4][5] werd toen vastgelegd dat bijzondere scholen recht hebben op dezelfde financiële steun van de overheid als openbare scholen.

Als gevolg van de grondwetswijziging van 1917 kwam in 1920 de nieuwe Onderwijswet tot stand. Hierin is de financiële gelijkberechtiging verder uitgewerkt. In 2003 ontstond er discussie of deze financiële gelijkstelling wel gehandhaafd moest blijven, mede door de oprichting van islamitische scholen. Hierbij gaat het voornamelijk over de vraag of het bestaan van het bijzonder onderwijs in het algemeen en islamitische scholen in het bijzonder wel of niet afbreuk doet aan de integratie van allochtonen in de Nederlandse samenleving. Tegenstanders stelden dat het bijzonder onderwijs de integratie van deze minderheden zou belemmeren. Voorstanders betoogden dat vrijheid van onderwijs een belangrijk grondrecht is.

Artikel 23 van de grondwet

De vrijheid van onderwijs en de financiële gelijkstelling tussen openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs is gebaseerd op artikel 23 van de grondwet.[4]

De vrijheid van onderwijs staat in artikel 23 lid 2. De financiële gelijkstelling van openbare en bijzondere scholen staat in artikel 23 lid 6 en lid 7. De inhoud van artikel 23 staat op het punt van de financiële gelijkstelling soms ter discussie.[6]

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.