Autonome Regering van Oost-Hebei

De Autonome Regering van Oost-Hebei (traditioneel Chinees: 冀東防共自治政府; pinyin: Jìdōng Fánggòng Zìzhì Zhèngfǔ),[1] ook bekend als de Autonome (Anticommunistische) Regering van Oost-Ji was een kortstondige staat in noordelijk China in de dertiger jaren van de vorige eeuw. Historici omschrijven het als een Japanse vazalstaat, dan wel een bufferstaat.

冀東防共自治政府
Jìdōng Fánggòng Zìzhì Zhèngfǔ
Vazalstaat van het Japans Keizerrijk
  1935  1938  
Kaart
Kaart van de Autonome Regering van Oost-Hebei
Algemene gegevens
HoofdstadTongzhou (huidig Tongzhou, Beijing)
Oppervlakte8200 km2
Bevolking6.000.000
TalenMandarijn
MunteenheidChi Tung Bank yuan, op gelijke voet met Japanse yen en Mantsjoekwo yuan
Regering
RegeringsvormRepubliek met een eenpartijstelsel
RegeringsleiderYin Ju-keng

Geschiedenis

Na de oprichting van Mantsjoekwo en de daaropvolgende militaire actie door het Japans Keizerlijk Leger, waarbij Noordoost-China ten oosten van de Grote Muur onder Japanse controle werd gebracht, ondertekenden het Japans Keizerrijk en de Republiek China de Wapenstilstand van Tanggu, die een gedemilitariseerde zone ten zuiden van de Grote Muur oprichtte, dat zich uitstrekte van Tianjin tot Beijing. Onder de voorwaarden van de wapenstilstand en de daaropvolgende He-Umezu-overeenkomst van 1935 werd deze gedemilitariseerde zone ook gezuiverd van de politieke en militaire invloed van de Chinese Kwomintang-regering.

Op 15 november 1935 riep de lokale Chinese bestuurder van de 22 gemeenten in de provincie Hebei, Yin Ju-keng, de autonomie uit van de gebieden onder zijn controle. Tien dagen later, op 25 november, verklaarde hij deze onafhankelijk van de Republiek China met een hoofdstad te Tongzhou. De nieuwe regering tekende onmiddellijk economische en militaire verdragen met Japan. Het Gedemilitariseerde Vredesbewakingskorps dat door de Tanggu-wapenstilstand was opgericht, werd ontbonden en met Japanse militaire steun gereorganiseerd als het Oost-Hebei-leger. Het Japanse doel was om een bufferzone te creëren tussen Mantsjoekwo en China, maar het pro-Japanse collaboratieregime werd door de Chinese regering als een belediging gezien en een overtreding van de Tanggu-wapenstilstand.

De Autonome Regering van Oost-Hebei ontving een reactie toen de Politieke Raad van Hebei-Chahar, die onder de regering in Nanjing stond, werd uitgeroepen op 18 december 1935 door generaal Song Zheyuan.[2][3] Chinese soldaten bleven in het gebied.[4]

In juli 1936 brak er in het Miyun-district een boerenopstand uit tegen de Autonome Regering van Oost-Hebei. Onder leiding van een oude Taoïstische priester en georganiseerd door het Gele Zand Genootschap, slaagden de rebellen erin een eenheid van het Oost-Hebei-leger te verslaan dat was gestuurd om hen te bestrijden.[5] Daarop mobiliseerde het Japans Keizerlijk Leger om de opstand neer te slaan, waar het tegen september in slaagde. Ongeveer 300 boerenrebellen werden gedood of verwond tijdens de gevechten.[6]

De Oost-Hebei-regering overleefde de Tongzhou-muiterij van eind juli 1937 voordat ze werd opgenomen in de collaborative Voorlopige Regering van de Republiek China van Wang Kemin in februari 1938.

Galerij

Noot

  1. Japans: (冀東防共自治政府, Kitō Bōkyō Jichi Seifu)
  2. Shizhang Hu, Stanley K. Hornbeck and the Open Door Policy, 1919-1937. Greenwood Publishing Group (1 January 1995), p. 213–. ISBN 978-0-313-29394-8.
  3. Michael A. Barnhart, Japan Prepares for Total War: The Search for Economic Security, 1919–1941. Cornell University Press (14 February 2013), p. 42–. ISBN 0-8014-6845-0.
  4. Great Britain. Foreign Office, Documents on British Foreign Policy, 1919-1939. H.M. Stationery Office (1984), p. 16.
  5. Morning Tribune Staff 1936, p. 9.
  6. The China Monthly Review Staff 1936, p. 473.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.