August Frank
August Franz Frank (Augsburg, 5 april 1898 - Karlsruhe, 21 maart 1984) was een Duitse SS-Obergruppenführer. Hij was generaal bij de Waffen-SS en de politie. Hij werd tijdens de Processen van Neurenberg veroordeeld voor misdaden tegen de menselijkheid.
August Frank
| ||||
August Frank tijdens de Processen van Neurenberg | ||||
Geboren | 5 april 1898 Augsburg, Beieren, Duitse Keizerrijk | |||
Overleden | 21 maart 1984 Karlsruhe, Baden-Württemberg, Bondsrepubliek Duitsland | |||
Land/zijde | Flensburgregering | |||
Onderdeel | ||||
Dienstjaren | 1916 - 1919 1932 - 1945 | |||
Rang | SS-Obergruppenführer en generaal bij de Waffen-SS en de politie | |||
Eenheid | Königlich Bayerisches 9. Feldartillerie-Regiment Königlich Bayerisches 4. Feldartillerie-Regiment „König“ Königlich Bayerisches Reserve-Feldartillerie-Regiment Nr. 1 SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt | |||
Bevel | SS-WVHA: Amt A 1942 - 1 september 1943[1] Polizeiverwaltung[1] Heeres-Verwaltungsamt | |||
Slagen/oorlogen | Eerste Wereldoorlog
| |||
Onderscheidingen | zie onderscheidingen | |||
|
Het begin
Frank was de zoon van een spoorweg secretaris. Na de basisschool, slaagde hij voor zijn examen aan de Oberrealschule in Augsburg. In juli 1912 volgde hij een de commerciële opleiding. Na zijn afstuderen werkte Frank vanaf juli 1915 als magazijnmeester bij hetzelfde expeditiebedrijf als waar hij geleerd had.
In augustus 1916 meldde Frank zich aan als vrijwilliger (Freiwilliger) in het Beierse leger, om deel te nemen in de Eerste Wereldoorlog. Na zijn opleiding in het Königlich Bayerisches 9. Feldartillerie-Regiment werd hij geplaatst bij het Königlich Bayerisches 4. Feldartillerie-Regiment „König“ aan het Westfront. Vanaf 26 januari 1917, tot het einde van de oorlog zat hij bij het Königlich Bayerisches Reserve-Feldartillerie-Regiment Nr. 1. Hij werkte als Unteroffizier in de kasadministratie. In juni 1919 werd Frank ontslagen uit het leger.
Van juli 1919 tot oktober 1920 was Frank een expediënt in de afdeling voor mobieltransport van een transporteur uit Augsburg. Van midden oktober 1920 tot het einde van april 1930 werkte Frank in in verschillende functies op de administratie van de Beierse Landespolizei. Daarna werkte hij als zelfstandig levensmiddelenverkoper. Hij was van februari 1931 tot maart 1933 als leidinggevende in een heilgymnastiek instituut in München-Schwabing aangesteld. Frank was zins oktober 1923 getrouwd met Rosa Hofmann.
In het nationaalsocialisme
Op 8 april 1932 werd Frank lid van de SS, en op 1 februari 1933 van de NSDAP. Vanaf april 1933 behoorde Frank tot de Persönlicher Stab Reichsführer-SS en werkte op diversen administratieve posten.
Na de vestiging van het concentratiekamp Dachau was Frank vanaf maar 1933 tot april 1934 hoofd van de administratie van deze concentratiekampen. Daarna was Frank in het SS-Verwaltungsamt in Berlijn werkzaam. Hij had de verantwoordelijk voor de administratie van de begrotingen voor de Schutzstaffel (SS) en de SS-Verfügungstruppe. In deze functie was hij een stafchef, en werd in februari 1938 de plaatsvervanger van de Amtsleiter Oswald Pohl. Na de oprichting van het Hauptamtes Haushalt und Bauten in april 1939 werd Frank leider van het SS-Verwaltungsamt en was verantwoordelijk voor de administratie van de Waffen-SS personeel wat in het SS-Führungshauptamt werkzaam was.
Begin februari 1942 leidde Frank in het nieuw ontstaande SS-Wirtschafts und Verwaltungshauptamt het Amt A - Truppenverwaltung (troepenadministratie), en was tegelijk de plaatsvervanger van Pohl. In deze functie was Frank betrokken bij de utilisatie van het vermogen van de in de holocaust vermoorde Joden. Om het bezit van de vermoorde Joden voor de SS veilig te stellen, wees Frank op de order van Pohl van 26 september 1942, dat de bezittingen van de naar elders "overgebrachte Joden […] met betrekking tot de ingebrachte goederen […] in het vervolg in alle ordeningen als dief-, heler- en hamstergoed te merken" tenzij.
Van sommige kostbaarheden van vermoorde Joden was Frank onzeker, hoe deze kostbaarheden te gebruiken en wendde zich schriftelijk tot Himmler met de vragen:
- "1) de verzamelaarsmunten aan het geldmuseum van de Rijksbank afgegeven konden worden,
- 2) wat er moest gebeuren met de postzegelcollecties,
- 3) of de uurwerken ook aan de Rijksbank aangeboden moesten worden, om ook verkocht te worden in het buitenland of dat deze horloges of een deel ervan (van de mooiste en kostbaarste stukken) voor speciaal gebruik achter gehouden moesten worden. Ook een aantal vulpennen en vulpotloden uit puur goud zijn voorhanden. Zullen deze ook aan de Rijksbank aangeboden moeten worden om weer verkocht te worden in het buitenland of voor omsmelten afgegeven worden?[2]"
Door Himmler werd Frank op 16 september 1943 afdelingshoofd (Amtsleiter) in het Wirtschafts-Verwaltungshauptamt waar het Hauptamt Ordnungspolizei aangekoppeld was. Frank zijn formatieplaats als leider van de Amtsgruppe A in het WVHA werd met Heinz Fanslau nieuw bezet. Op 18 augustus 1944 werd Frank in de staf van de generaal der Waffen-SS Hans Jüttner geplaatst, en op grond van het complot van 20 juli 1944 door Adolf Hitler met de reorganisatie van het Heeresverwaltung belast.
Begin november 1944 tot het einde van de Tweede Wereldoorlog was Frank als leider van Polizeiverwaltung, ook verantwoordelijk voor de Heeres-Verwaltungsamt. In deze invloedrijke positie was Frank ook voor de omvangrijke administratie en verzorging van de Wehrmacht verantwoordelijk.
Na de oorlog
Aan het einde van de oorlog dook Frank met als pseudoniem Frank Müller onder, en ging in een cementfabriek werken. Op 17 december 1945 werd Frank door de United States Army gearresteerd en in hechtenis genomen. Op 13 januari 1947 werd Frank met 17 andere beschuldigden in het proces Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt der SS voor een Amerikaanse militaire rechtbank aangeklaagd. In het bijzonder werd Frank zijn verantwoording voor de utilisatie van het vermogen van de vermoorde Joden hem aangerekend. Frank werd in de punten van de officiële aanklacht: oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en het lidmaatschap van een criminele organisatie[1], de SS schuldig bevonden en op 3 november 1947 tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. De veroordeling werd later in 15 jaar gevangenisstraf omgezet. Na gedeeltelijke strafvermindering werd hij op 7 mei 1954 vrijgelaten uit de gevangenis van Landsberg.
Hij leefde later in het Beierse Weingarten en verhuisde in 1979 naar het Karlsruhe, waar hij in 1984 overleed.
Militaire carrière
- Freiwilliger: 1916
- Unteroffizier:
- SS-Mann: 1 mei 1932[1]
- SS-Sturmführer: 9 november 1933[3]
- SS-Obersturmführer: 20 april 1934[3]
- SS-Hauptsturmführer: 1 januari 1935[3]
- SS-Sturmbannführer: 15 september 1935[3]
- SS-Obersturmbannführer: 20 april 1936[3]
- SS-Standartenführer: 20 april 1937[3]
- SS-Oberführer:
- SS-Brigadeführer en Generalmajor der Waffen-SS en Polizei:[4]
- SS-Gruppenführer en Generalleutnant der Waffen-SS en Polizei:[4]
- SS-Obergruppenführer en General der Waffen-SS[1] en de politie: 9 oktober 1944
Lidmaatschapsnummers
Onderscheidingen
- Duitse Kruis in zilver[4]
- Kruis voor Oorlogsverdienste, 1e Klasse en 2e Klasse met Zwaarden[4]
- IJzeren Kruis 1914, 2e klasse[3][4]
- Erekruis voor de Wereldoorlog[3][4]
- Landesorden[3][4]
- Ehrendegen des Reichsführers-SS[3][4]
- SS-Ehrenring[3][4]
- Sportinsigne van de SA[3]
- Rijksinsigne voor Sport in zilver[3]
Literatuur
- Klee, Ernst. Das Personenlexikon zum Dritten Reich. Wer war was vor und nach 1945. 2. Auflage. Fischer-Taschenbuch-Verlag, Frankfurt am Main 2007, ISBN 978-3-596-16048-8.
- Naasner, Walter. (Hrsg.): SS-Wirtschaft und SS-Verwaltung. Das SS-Wirtschafts-Verwaltungshauptamt und die unter seiner Dienstaufsicht stehenden wirtschaftlichen Unternehmungen. Droste Verlag, Düsseldorf 1998, Schriften des Bundesarchivs: 45a, ISBN 3-7700-1603-3.
- Records of the United States Nuremberg War Crimes Trials. Vol. V. United States Government Printing Office, District of Columbia 1950. (Band 5 der „Green Series“).
- Schulte, Jan Erik. Zwangsarbeit und Vernichtung: Das Wirtschaftsimperium der SS. Oswald Pohl und das SS-Wirtschafts-Verwaltungshauptamt 1933–1945. Paderborn 2001, ISBN 3-506-78245-2.
Bronnen, noten en/of referenties
|