Arnold Hendrik de Hartog

Arnold Hendrik (Nol) de Hartog (Rotterdam, 11 april 1869 - Amsterdam, 9 december 1938) was een Nederlands Hervormde theoloog, predikant en hoogleraar. Zijn ideeën ontleende hij aanvankelijk aan zijn leermeester Abraham Kuyper, maar later kon hij zich niet meer verenigen met diens verstandelijke gereformeerde theologie, die voor hem een te gesloten stelsel vormde. Hij spande zich in om aan de hand van met name de wijsbegeerte van Arthur Schopenhauer en van Eduard von Hartmann het ‘gerationaliseerde’, conventionele christendom van een nieuw elan te voorzien, en het tegelijkertijd tegen het atheïsme te verdedigen.[1]

Levensbeschrijving

Nol de Hartog promoveerde in 1903 cum laude met zijn proefschrift Het probleem der wilsvrijheid naar Schopenhauer. Daarna werd hij predikant in Ommeren in de Betuwe, tot hij in 1906 werd beroepen naar Heemstede. In dat jaar trouwde hij met J.L.G. (Lucretia) Meyjes. Zij schreef en vertaalde uit het Duits en gaf cursussen aan de Internationale School voor Wijsbegeerte in Amersfoort, die haar man in 1916 mede had opgericht. Hun tweede zoon, Jan de Hartog, werd bekend als schrijver van romans.

In 1910 werd Nol de Hartog predikant in Haarlem, en van 1917 tot 1931 was hij predikant voor de Nederlands Hervormde kerk in de Watergraafsmeer in Amsterdam. Daarnaast preekte hij regelmatig in de Westerkerk en in de Ronde Lutherse Kerk aan het Singel, die dan afgeladen vol waren. De Hartog was populair vanwege zijn hartstochtelijke en meeslepende manier van preken, met een eigen betoogtrant en woordkeus. Hij was een gedreven, sociale en meevoelende predikant die gesprekken met andersdenkenden niet uit de weg ging. Velen werden door hem geïnspireerd, onder wie de twee broers Wim en Jan Leene.[2] De gedrevenheid van De Hartog sloot aan bij de pioniersgeest die heerste in Nederland in het interbellum, de periode tussen de beide wereldoorlogen.[3]

De Hartog was van 1926 tot 1930 bijzonder hoogleraar in de apologie van het christendom in Utrecht, vanwege de naar hem genoemde A.H. de Hartog-stichting, die was opgericht door een groep aanhangers.[4] Hij werd eind 1930 benoemd tot gewoon hoogleraar in de wijsbegeerte van de godsdienst en de zedenkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn gehoor bestond uit daar slechts een klein aantal lutherse en doopsgezinde studenten. De laatste jaren van de Hartogs waren weinig gelukkig omdat hij zich geïsoleerd en miskend voelde.[5] Hij overleed op 69-jarige leeftijd na een lang en pijnlijk ziekbed.

De Hartogs gedachtegoed

Filosofie was belangrijk in het denken van De Hartog. Hij beschouwde haar als onlosmakelijk verbonden met theologie, aangezien beide streven naar her ware. Hij kon zich goed vinden in het denken van Schopenhauer, Schelling en Eduard von Hartmann. Daarin bespeurde hij een herleving van de metafysica, die in zijn tijd en cultuur werd verwaarloosd. De Hartog wilde godsdienst en wijsbegeerte met elkaar in overeenstemming brengen door aan te tonen dat ook in de filosofie wel wordt uitgegaan van allesomvattend, bezielend eenheidsprincipe waaraan alles ten grondslag ligt, en waardoor alles met alles verbonden is. Die denkwijze staat nu bekend als het holisme.

Zowel Nol de Hartog als zijn vrouw Luc de Hartog-Meyjes werden sterk geïnspireerd door Jakob Boehme. Allebei hebben zij een bloemlezing met citaten van deze Duitse protestantse mysticus gepubliceerd.[6] Nol de Hartog heeft een belangrijk bijdrage geleverd aan de popularisering van enkele filosofen, die hij behandelde in de boekenserie ‘Groote denkers’. Daartoe behoorden Spinoza, Kant, Schopenhauer, Fichte, Schelling, Hegel en Von Hartmann.

Bibliografie

  • Grote denkers, circa 1910
  • Multatuli’s wereldbeschouwing, 1914
  • Uren met Jacob Boehme, 1915, een gemoderniseerde versie is uitgegeven onder de titel ‘Levend in de eenvoud van Christus’ door Rozekruis Pers, 1998, ISBN 978-90-673-2198-3
  • Het leven van Jezus (twee delen), 1934
  • Modern heidendom, 1935
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.