Arbëreshë
De Arbëreshë zijn een Albanese minderheid in het zuiden van het Apennijns Schiereiland en Sicilië. Ze kwamen vanaf de 15e eeuw uit Albanië en ze spreken een dialect van het Toskisch.
Namen en betekenissen
De Arbëreshë noemen zichzelf in hun Albanese dialect Arbëreshët of Arbëreshë. Het individu wordt Arbëresh (mannelijk) of Arbëreshja (vrouwelijk) genoemd. De Arbëreshë worden in het Italiaans Arbereschi genoemd. Ze noemen hun taal Arbëresh.
Geschiedenis
Na de invasie van Albanië door het Ottomaanse Rijk in de 15e eeuw vluchtten christelijke Albanezen naar Dalmatië, Griekenland of Italië. De plaatselijke machthebbers boden de vluchtelingen land aan in dunbevolkte gebieden. De Arbëreshë handhaafden in hun nieuwe nederzettingen hun Albanese gebruiken en Byzantijnse liturgie in de Italo-Albanees-Katholieke Kerk. Bij speciale gelegenheden dragen ze nog hun traditionele kleding.
Taal
Het Arbëresh (Arberisch) is een subdialect van het Toskisch, een van de twee dialecten van het Albanees. Het verschil met het Toskisch is groot en door het geringe aantal sprekers behoort het Arbëresh tot de bedreigde talen. Naar een schatting uit 2002 wordt de taal door ongeveer 80.000 mensen gesproken.
Bekende Arbëreshë
- Giorgio Basta (1544-1607), generaal
- Paus Clemens XI (1649-1721, geboren als Giovanni Francesco Albani), paus 1700/21
- Antonio Gramsci (1891-1937), schrijver, journalist, politicus en marxistisch filosoof
Bronnen
|