Aquilops

Aquilops americanus is een plantenetende ornithischische dinosauriër, behorend tot de Ceratopia, die tijdens het vroege Krijt leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika.

Aquilops

Vondst en naamgeving

In 1997 vond paleontoloog Scott Madsen een stuk steen dat een schedel bleek te bevatten. Eerst het fossiel aanziend voor een exemplaar van Zephyrosaurus, bleek hem tijdens de preparering dat het een nog onbekende soort was.

In 2014 benoemden en beschreven Andrew Farke, W. Desmond Maxwell, Richard L. Cifelli, en Mathew Wedel de typesoort Aquilops americanus. De geslachtsnaam is afgeleid van het Latijnse aquila, "adelaar", en het Oudgrieks ὤψ, oops, "gezicht", een verwijzing naar de snaveldragende kop. De soortaanduiding verwijst naar het feit dat het in 2014 het oudste bekende lid van de Neoceratopia uit Amerika was.

Het holotype, OMNH 34557, is gevonden in Carbon County, Montana, in een laag van de Cloverlyformatie die dateert uit het midden of late Albien. De lagen van dit deel van de formatie zijn vermoedelijk maximaal 105 miljoen jaar oud, hoewel een enkele meting wijst op 108,2 miljoen jaar. Het holotype bestaat uit een schedel met onderkaken. De schedel is tamelijk compleet, zij het aan de linkerkant sterk samengedrukt. De belangrijkste ontbrekende delen zijn het achterhoofd en het verhemelte. Het gaat om een jongvolwassen individu.

Beschrijving

De schedel in vier aanzichten

Grootte en onderscheidende kenmerken

De schedel heeft een lengte van 84,2 millimeter. Hieruit kan worden afgeleid dat het individu van het holotype minder dan een halve meter lang was en minder dan een halve kilogram zwaar. Het kan zijn dat het nog niet volgroeid was; vergelijking met verwante soorten suggereert dat het minstens 60% van de volwassen lengte bereikt had, door Wedel geschat op ongeveer zestig centimeter bij een gewicht van anderhalve kilogram.

Een diagram van de kop

De beschrijvers wisten enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen. Het rostrale, bij Ceratopia het centrale ongepaarde bot dat de beenkern vormt van de bovensnavel, heeft een naar beneden gebogen punt als bij een roofvogel en bovenop een sterk gewelfde kiel met een bult. De bovenste kaakrand is vóór de tandrij geheel hol in zijaanzicht. De grote schedelopening, de fenestra antorbitalis, is tweemaal zo lang als hoog en vernauwt achteraan, onder de oogkas, tot een scherpe punt.

Skelet

De schedel van Aquilops heeft, zoals gereconstrueerd, in bovenaanzicht een driehoekige vorm. De achterzijde is breed en de zijkanten lopen vrijwel kaarsrecht naar een zeer spitse snuitpunt. de achterzijde is licht bol en vormt de begrenzing van zeer grote driehoekige bovenste slaapvensters, slechts gescheiden door een dunne beenbalk van de achterste wandbeenderen. In zijaanzicht tonnt de achterrand van de schedel het behoren tot de Marginocephalia want die is, typisch voor die groep, verhoogt. Van die dwarskam uit loopt het schedeldak geleidelijk af tot aan de voorste rand van de oogkassen om daar met een plotse knik in een rechte lijn naar beneden te hellen. De snuitpunt is in zijaanzicht rond en hangt tot ver beneden de kaaklijn af in een scherpe punt die een haast knaagdierachtig profiel oplevert. Van onderen bezien is deze punt driehoekig met een bredere achterzijde waar de scherpe punt van het predentarium van de onderkaken weer bij aansluit. De bovenkaaklijn is hier scherp hol en eindigt iets naar achteren in een bolling die weer in een meer geleidelijke holle lijn uitmondt. De oogkas is erg groot met een rechte bovenkant en een meer bolle onderrand. De fenestra antorbitalis is vrij groot voor een neoceratopiër en niet sterk verkort maar desalniettemin steekt deze opening niet ver vóór de oogkas uit; de punt van de achterzijde reikt tot bijna het midden ervan.

Fylogenie

Aquilops is door de beschrijvers binnen de Ceratopia in de Neoceratopia geplaatst. Het is daarvan volgens een kladistische analyse het op één na meest basale bekende lid, de zustersoort van alle andere bekende neoceratopiërs op Liaoceratops na. Zulk een positie zou in principe het gevolg kunnen zijn van het nog niet volgroeid zijn van het exemplaar, daar jonge dieren een basalere bouw hebben, maar toen kenmerken die gevoelig zijn voor rijping achterwege werden gelaten, was het resultaat niet anders. Wel was de positie niet heel sterk ondersteund: was één kenmerk anders uitgevallen dan was de positie hoger geweest als de zustersoort van de klade Leptoceratopidae + Coronosauria.

Dit kladogram toont de uitkomsten van de analyse:

Marginocephalia 
Pachycephalosauria 

Stegoceras


Ceratopia 

Yinlong





Xuanhuaceratops



Chaoyangsaurus




Psittacosaurus 

P. sinensis



P. mongoliensis



Neoceratopia 

Liaoceratops




Aquilops





Auroraceratops



Yamaceratops






Helioceratops



Archaeoceratops





Koreaceratops




Leptoceratopidae 



Coronosauria













Aangezien basale neoceratopiërs die zich buiten de meer afgeleide Leptoceratopidae of Coronosauria bevinden verder niet uit Noord-Amerika bekend zijn maar alleen uit Azië, wijst het bestaan van Aquilops volgens de beschrijvers op een aparte vroege migratie van Azië naar Amerika, vermoedelijk over een landbrug die de Beringstraat sloot. Pas in het vroege Opper-Krijt zouden zich volgende migratiegolven hebben voorgedaan, van eerst Leptoceratopidae en dan Ceratopoidea, gevolgd door een onderbreking en in het laatste Krijt weer een golf.

Literatuur

  • Farke A.A., Maxwell W.D., Cifelli R.L., Wedel M.J., 2014, "A Ceratopsian Dinosaur from the Lower Cretaceous of Western North America, and the Biogeography of Neoceratopsia", PLoS ONE 9(12): e112055. doi:10.1371/journal.pone.0112055
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.