Alpenmarmot

De alpenmarmot (Marmota marmota) is een knaagdier uit de familie van de eekhoorns (Sciuridae). De wetenschappelijke naam van de soort werd als Mus marmota in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.[2] Hij komt voor in de Alpen, en is in meerdere andere Europese berggebieden door de mens geïntroduceerd.

Alpenmarmot
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2008)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Rodentia (Knaagdieren)
Familie:Sciuridae (Eekhoorns)
Geslacht:Marmota (Marmotten)
Soort
Marmota marmota
(Linnaeus, 1758)
Originele combinatie
Mus marmota
Een marmot kijkt uit zijn hol
Afbeeldingen Alpenmarmot op Wikimedia Commons
Alpenmarmot op Wikispecies
Portaal    Biologie
Zoogdieren

Kenmerken

De alpenmarmot heeft een compact gebouwd lichaam, een grote kop en korte poten. De voorpoten hebben vier tenen en de achterpoten vijf. De kleine oren zijn vrijwel geheel in de huid verborgen. Zijn huid bestaat uit een zeer dikke vetlaag die hij gebruikt als voedselreserve bij de winterslaap. De dikke, zachte vacht houdt het dier dan warm. Ook de staart is dichtbehaard. De kleur van de vacht varieert van grijs tot geelachtig bruin. Aan het begin van de zomer, in juni en juli, soms in augustus, is de marmot in de rui.

Een volwassen alpenmarmot is tussen de 50 en 55 centimeter lang.[3] De staart is nog eens een 15 tot 20 centimeter lang. Zijn gewicht varieert door het jaar maar in september, wanneer hij het zwaarst is, kan hij tussen de 4,3 en 6 kilogram wegen. In de lente wegen ze ongeveer drie kilogram. Mannetjes wegen meer dan vrouwtjes.

Gedrag

De alpenmarmot voedt zich met grassen, kruiden en zeggen. Soms eet hij ook bloemen, onrijpe vruchten en wortels. Het is een dagdier, dat in de regel de gehele dag door actief is. Op zeer warme dagen komt hij echter alleen 's ochtends en 's avonds tevoorschijn.

Alpenmarmotten leven in een familiegroep in een diep, uitgebreid gangenstelsel, een burcht. Een groep bestaat uit twee tot twintig dieren, bestaande uit een dominant paartje en hun nakomelingen uit verscheidene jaren. Ook zijn er zwervers, die geen vast woongebied hebben.

Bij gevaar laten ze een korte, scherpe, fluitende alarmroep horen, waarna alle marmotten het gangenstelsel invluchten. De nestkamer, waarin de dieren slapen, ligt zeer diep, en is bekleed met gras. De ingang van de nestkamer wordt afgesloten tijdens de winterslaap, die duurt van oktober tot april. Meerdere dieren liggen bij elkaar tijdens de winterslaap. Tijdens de winterslaap kan de lichaamstemperatuur dalen tot een temperatuur van 5°C. De alpenmarmot is dan ook befaamd om zijn winterslaap; hier komt de uitspraak 'slapen als een marmot' vandaan.

De paartijd valt in april en mei. Twee tot zes jongen worden na een draagtijd van 34 dagen in mei en juni geboren. Ze worden veertig dagen lang gezoogd. De dieren zijn na de tweede winterslaap geslachtsrijp en zullen zich in de derde zomer voortplanten.

De alpenmarmot wordt maximaal 15 à 18 jaar oud. Natuurlijke vijanden zijn onder andere de steenarend, oehoe en vos. Jonge dieren vallen ten prooi aan raaf, havik en steenmarter. Vroeger werden ze ook door de mens gedood.

Verspreiding en leefgebied

De marmot is inheems in de Alpen en werd met succes ingevoerd in de Pyreneeën, de Karpaten, het Zwarte Woud en de oostelijke Alpen.

Het dier leeft op alpenweiden boven de boomgrens, tussen de 600 en 3200 meter boven zeeniveau, voornamelijk op de zuidkant van steile rotsige heuvels. Dieren die verblijven op een zuidelijke helling verliezen tijdens de winterslaap minder vet en zijn beter in staat om de winter te overleven. Dieren met hun burcht op een noordelijke helling hebben daarentegen minder last van zomerse hitte.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.