Aleksandr Poesjkin

Aleksandr Sergejevitsj Poesjkin (Russisch: Александр Сергеевич Пушкин) (Moskou, 6 juni 1799Sint-Petersburg, 10 februari 1837, of 26 mei 179929 januari 1837 volgens de juliaanse kalender) was een Russisch dichter. Poesjkin wordt algemeen beschouwd als de grootste Russische dichter, en tevens als een van de grootste dichters uit de wereldliteratuur. Samen met andere grote Russische schrijvers, zoals Lermontov, Gogol, Toergenjev, Tjoettsjev, Dostojevski, Tolstoj en Tsjechov behoort Poesjkin tot de zogenoemde gouden eeuw van de Russische literatuur.

Aleksandr Poesjkin
Poesjkin door Orest Kiprenski, 1827
Algemene informatie
Volledige naamAleksandr Sergejevitsj Poesjkin
Geboren6 juni 1799
GeboorteplaatsMoskou
Overleden10 februari 1837
OverlijdensplaatsSint-Petersburg
LandRusland
Handtekening
Werk
Jaren actief1811-1837
GenrePoëzie, proza, toneel
StromingRomantiek
InvloedenLord Byron
Bekende werkenJevgeni Onegin

Mozart en Salieri
De bronzen ruiter

Dbnl-profiel
Portaal    Literatuur
Kunst & Cultuur

Leven

Aleksandr Poesjkin, Zelfportret met duivel, 1829

Poesjkin werd geboren in Moskou als zoon van een (verarmd) adellijk geslacht. Zijn overgrootvader langs moederszijde was Abram Petrovitsj Gannibal (1696-1781), een adoptiefzoon van tsaar Peter de Grote en Catharina I, die als achtjarig jongetje als geschenk was gegeven aan de tsaar. Vroeger werd meestal gedacht dat Gannibal afkomstig was uit Abessinië (Ethiopië of Eritrea), maar tegenwoordig lijkt het vast te staan dat hij was geboren in het huidige Kameroen.[1] Dikwijls werden het hartstochtelijke temperament en de sensualiteit van Aleksandr Poesjkin aan deze 'negroïde' afstamming toegeschreven.

In zijn kinderjaren werd Poesjkin bijna volledig in het Frans opgevoed. Doordat hij over een goed geheugen beschikte, kende hij op zijn elfde veel van de toenmalige Franse literatuur uit zijn hoofd. Het is door zijn kindermeisje, zijn 'njanja', dat hij met de Russische taal, sprookjes en volksverhalen vertrouwd raakte. De herinneringen aan deze sprookjes verwerkte hij later in het verhalende gedicht Roeslan en Ljoedmila (1818-1820), dat hem al op jonge leeftijd in heel Rusland beroemd maakte.

In 1811 begon Poesjkin zijn studies aan het door de tsaar opgerichte Tsarskoje Selo-lyceum, nabij Sint-Petersburg. Zijn talent als dichter werd er vlug opgemerkt. Na zes gelukkige jaren in het lyceum stortte Aleksandr Poesjkin zich in het uitgaansleven van Sint-Petersburg. Zijn turbulente liefdesleven belette hem niet om zich verder aan de dichtkunst te wijden.

In het tsaristische Rusland was de censuur echter streng en de pen van Poesjkin vlijmscherp. Zijn doen en laten werden nauwlettend gevolgd en een gedicht zoals Ode aan de vrijheid (1818) en talrijke epigrammen circuleerden in vrijheidsgezinde en anti-tsaristische kringen. In 1820 werd Poesjkin verbannen uit Sint-Petersburg. Dit redde waarschijnlijk zijn leven, want het heeft hem belet om, zoals vele van zijn literaire vrienden, deel te nemen aan de Dekabristenopstand van 1825.

Tijdens zijn ballingschap op het platteland schreef Poesjkin een groot deel van zijn meesterwerk Jevgeni Onegin. In 1826 hief tsaar Nicolaas I onder strikte voorwaarden zijn verbanning op. Aleksandr Poesjkin keerde terug naar Sint-Petersburg, maar was min of meer een 'gevangene' van de tsaar.

Na talloze amoureuze escapades trouwde Poesjkin in 1831 met Natalja Nikolajevna Gontsjarova (1812 - 1863), zijn '113de liefde', zoals hij haar zelf noemde, maar ook zijn 'Madonna'. Natalja schonk hem vier kinderen:

Het huwelijk tussen Aleksandr en Natalja schijnt gelukkig geweest te zijn, ware het niet dat de jaloersheid van Poesjkin hem parten speelde. Het is een vermeende 'affaire' van Natalja die de directe aanleiding was tot het fatale duel op 27 januari 1837 van Poesjkin met Georges d'Anthès, zijn zwager, de adoptiefzoon van de Nederlandse gezant (hoewel velen er toen, en ook nu nog, een complot van de regering in zagen). Aleksandr Sergejevitsj Poesjkin stierf op 29 januari 1837 aan zijn verwondingen opgelopen in dit duel. De Nederlandse gezant, J.D.B.A. baron van Heeckeren, verliet vanwege de verbanning van zijn adoptiefzoon zelf ook Rusland.

Werk

Naast een uitgebreide lyriek met vele liefdes- en andere gedichten, zoals Ik had je lief, Nacht, Winteravond en Herfst, heeft Poesjkin ook proza nagelaten, zoals De kapiteinsdochter, De geschiedenis van Poegatsjov en Schoppenvrouw.

Van Poesjkins werk zijn enkele opera's gemaakt. Modest Tsjaikovski werkte Schoppenvrouw om tot een operalibretto, waarbij diens broer Pjotr Iljitsj Tsjaikovski de muziek schreef. Tsjaikovski zette ook Jevgeni Onegin op muziek, de tekst was voor dit doel omgewerkt door de componist in samenwerking met Konstantin Sjilovski. Van Boris Godoenov maakte Modest Moessorgski een "muzikaal volksdrama in vier bedrijven en een proloog". Twee Russische componisten zetten Roeslan en Ljoedmila op muziek: als opera door Michail Glinka in 1842, als het orkestwerk Skazka door Nikolaj Rimski-Korsakov in 1880. Mozart en Salieri uit de vier Kleine Tragediën werd in 1897 eveneens door Rimski-Korsakov als stof voor een opera, met behoud van de titel, gebruikt. Kort voor diens overlijden in 1908 maakte hij van Poesjkins De gouden haan eveneens een opera (1906/07). De vriend van Diaghilev, de dichter, librettist en danser Boris Kochno, schreef in 1921 op basis van Het huisje in Kolomna het libretto van Mavra, een opera buffa gecomponeerd door Igor Stravinsky.

Nog steeds wordt Aleksandr Poesjkin in de Russische wereld en daarbuiten vereerd en gelezen. Vanaf zeer jonge leeftijd horen de kinderen zijn poëzie in Russische sprookjes, maar ook door volwassenen wordt hij veel gelezen omwille van zijn vloeiende, muzikale taal.

Hans Boland vertaalde het gehele oeuvre van de schrijver.

Bibliografie

Gedichten (kleine selectie)

  • 1818: Vrijheid (Вольность)
  • 1818: Aan Tsjaadajev (К Чаадаеву)
  • 1825: Aan *** (К ***)
  • 1825: Winteravond (Зимний вечер)
  • 1826: De profeet (Пророк)
  • 1826: De dichter (Поэт)
  • 1830: Mijn stamboom (Моя родословная) – gedicht als antwoord op de laster, gericht op zijn afkomst

Verhalende gedichten

  • 1821: De krijgsgevangene van de Kaukasus (Кавказский пленник)
  • 1821: Gabriëlslied (Гавриилиада)
  • 1822: Vadim (Вадим)
  • 1822: De roverbroeders (Братья разбойники)
  • 1823: De fontein van Bachtsjisaraj (Бахчисарайский фонтан)
  • 1824: De zigeuners (Цыганы)
  • 1825: Graaf Noelin (Граф Нулин)
  • 1829: Poltava (Полтава)
  • 1830: Het huisje in Kolomna (Домик в Коломне)
  • 1833: Angelo (Анджело)
  • 1833: De bronzen ruiter (Медный всадник)

Roman in verzen

Sprookjes in verzen

  • 1820: Roeslan en Ljoedmila (Руслан и Людмила)
  • 1825: De bruidegom (Жених)
  • 1830: Het sprookje van de priester en zijn knecht Balda (Сказка о попе и о работнике его Балде)
  • 1830: Het sprookje van de berin (Сказка о медведихе) – onvoltooid
  • 1831: Het sprookje van Saltan (Сказка о царе Салтане)
  • 1833: Het sprookje van de visser en de vis (Сказка о рыбаке и рыбке)
  • 1833: Het sprookje van de dode prinses (Сказка о мертвой царевне)
  • 1834: Het sprookje van de gouden haan (Сказка о золотом петушке)

Toneel

  • 1825: Boris Godoenov (Борис Годунов)
  • 1830: Kleine tragedies (Маленькие трагедии)
    • De stenen gast (Каменный гость)
    • Mozart en Salieri (Моцарт и Сальери) – de inspiratiebron voor Amadeus
    • De vrekkige ridder (Скупой рыцарь)
    • Een feest tijdens de pest (Пир во время чумы)
  • 1832: Roesalka (Русалка) – onvoltooid

Proza

  • 1827: De moor van Peter de Grote (Арап Петра Великого) – onvoltooid
  • 1830: De verhalen van wijlen Ivan Petrovitsj Belkin (Повести покойного Ивана Петровича Белкина)
    • Het schot (Выстрел)
    • De sneeuwstorm (Метель)
    • De doodkistenmaker (Гробовщик)
    • De postmeester (Станционный смотритель)
    • Het adellijke boerenmeisje (Барышня-крестьянка)
  • 1830: De geschiedenis van het dorp Gorjoechino (История села Горюхина) – onvoltooid
  • 1831: Roslavlev (Рославлев) – onvoltooid
  • 1833: Doebrovski (Дубровский) – onvoltooid
  • 1834: Schoppenvrouw (Пиковая дама)
  • 1834: Kirdzjali (Кирджали)
  • 1834: De geschiedenis van Poegatsjov (История Пугачева)
  • 1835: Egyptische nachten (Египетские ночи) – onvoltooid
  • 1836: De kapiteinsdochter (Капитанская дочка)
  • 1836: De reis naar Erzurum (Путешествие в Арзрум)

Non-fictie

  • 1830 De dichter en de massa

Bronnen

Zie de categorie Aleksandr Pushkin van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.