Akkerdravik

Akkerdravik (Bromus arvensis, synoniem: Avena arvensis) is een gras (familie Poaceae) uit het geslacht dravik (Bromus). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1753 gepubliceerd door Carl Linnaeus.[1] Behalve naar uitgebreidere beschrijvingen in zijn eigen Flora svecica, Flora lapponica en Hortus Cliffortianus, verwees hij daarbij naar het werk van Gaspard Bauhin, Olof Rudbeck, Johann Jakob Scheuchzer en Johann Jacob Dillenius. Het aantal chromosomen is 2n = 14.[2]

Akkerdravik
De ijle bloeiwijze
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Tracheophyta (Vaatplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Orde:Poales
Familie:Poaceae (Grassenfamilie)
Geslacht:Bromus (Dravik)
Soort
Bromus arvensis
L. (1753)
Afbeeldingen Akkerdravik op Wikimedia Commons
Akkerdravik op Wikispecies
Portaal    Biologie

Kenmerken

Akkerdravik wordt 0,3 tot 1 m hoog en heeft rechtopstaande of geknikt opstijgende stengels. De ruwe, behaarde, 10 -20 cm lange bladeren zijn grijsgroen en 3 - 6 mm breed; het gefranjerde tongetje is 2–4 mm lang.

Akkerdravik bloeit in juni en juli. De bloemen zijn tweeslachtig en staan in een wijd vertakte, tot 20 cm lange pluim. De aartjes bestaan meestal uit 5 - 8 bloemen. De naar boven gebogen, dunne kafnaalden aan de bovenste kroonkafjes zijn 7 - 10 mm lang. Het onderste, meestal 3-nervige kelkkafje is 3,2 - 5 mm lang en het bovenste, 5 - 9 nervige kelkkafje is 5,2 - 6 mm lang. De lancetvormige, aan de randen violetkleurige kroonkafjes zijn 7 - 9 mm lang en hebben twee zeer kleine tanden. De graanvruchten zijn 6 - 9 mm lang en 1 mm breed.

Akkerdravik is goed van de andere draviksoorten te onderscheiden door de afgeronde, 3–5-nervige onderste kroonkafjes (lemma) en aan de kenmerken van de helmknoppen, die 2,5–5 mm lang en 6–8 x zo lang als breed zijn en daarbij ook minstens half zo lang als de lemma’s.

Standplaats en verspreiding

Akkerdravik staat op open, zonnige tot iets beschaduwde, basenrijke, droge tot vochthoudende, stikstofarme tot matig stikstofrijke, goed doorlatende en matig voedselrijke, losse, humeuze, kalkhoudende tot kalkrijke, grindige zand-, leem- en kleigrond. Ze groeit in weilanden op schrale en droge grond, in bosranden, in bermen en op dijk-, spoorweg- en wegtaluds, in wijngaarden en graanakkers, op braakliggende en stortterreinen en op andere ruderale plaatsen.

De plant stamt uit Zuidwest-Azië en Zuid-Europa en is elders in en buiten Europa adventief met gras- of klaverzaad ingevoerd en plaatselijk opgeslagen. De soort is in Nederland ingeburgerd in Zuid-Limburg en bij Nijmegen, en is elders niet bestendig.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.