Adolf van Nassau-Wiesbaden-Idstein (1423-1475)
Adolf van Nassau-Wiesbaden-Idstein (ca. 1423[1] - Eltville, 6 september 1475)[1] was vanaf vanaf 1461 aartsbisschop en keurvorst van Mainz. Hij kwam uit het huis Nassau-Wiesbaden-Idstein, een zijtak van de Walramse linie van het huis Nassau.
Adolf II
| ||
Grafmonument voor Adolf II in klooster Eberbach | ||
Regeerperiode | 1461-1475 | |
Benoemd | 21 augustus 1461 door paus Pius II | |
Voorganger | Diether van Isenburg | |
Opvolger | Diether van Isenburg | |
Huis | Nassau-Wiesbaden-Idstein | |
Vader | Adolf II van Nassau-Wiesbaden-Idstein | |
Moeder | Margaretha van Baden | |
Geboren | ca. 1423 | |
Gestorven | 6 september 1475 Eltville | |
Begraven | Klooster Eberbach | |
Religie | Rooms-katholiek | |
Wapen van aartsbisschop Adolf II |
Biografie
Adolf was de tweede zoon van graaf Adolf II van Nassau-Wiesbaden-Idstein en Margaretha van Baden,[1][2][3] dochter van markgraaf Bernhard I van Baden en Anna van Oettingen.[1]
Adolf was domheer te Mainz sinds 1438, domheer te Trier sinds 1439, domheer te Keulen sinds 1444, domheer te Spiers 1447-1451, provoost van de Sint-Pieter te Mainz 1451-1459, en provoost van de Sint-Marie te Erfurt 1456-1461.[1]
Aartsbisschop-keurvorst van Mainz
Bij de verkiezing tot aartsbisschop van Mainz in 1459 door het kapittel van de Dom van Mainz verloor Adolf aanvankelijk nipt van zijn tegenkandidaat Diether van Isenburg. Diether werd echter twee jaar later door paus Pius II afgezet vanwege zijn oppositionele houding tegen kerk en keizer. Tegelijkertijd benoemde de paus Adolf op 21 augustus 1461 tot nieuwe aartsbisschop, nadat keizer Frederik III reeds eerder zijn goedkeuring had gegeven.
Diether besloot zich in het aartsbisdom staande te houden en verbond zich met paltsgraaf Frederik I en graaf Filips van Katzenelnbogen. Adolf sloot een alliantie met hertog Lodewijk I van Palts-Zweibrücken, markgraaf Karel I van Baden en graaf Ulrich V van Württemberg. De stad Mainz koos voor Diether, nadat ze lang met beide partijen had onderhandeld. Het aartsbisdom was deels in handen van Adolf en deels in handen van Diether, waardoor Adolf met geweld zijn wil moest doordrijven.
De verwoestende, bloedige en geldverslindende Mainzer Stichtoorlog duurde een jaar en bereikte zijn hoogtepunt op 28 oktober 1462, toen de troepen van Adolf Mainz binnenvielen, waarbij ongeveer 500 mensen het leven lieten en nog eens 400 uit de stad verdreven werden. Daarmee was de oorlog echter nog niet beëindigd. De inspanningen van de paus en de keizer bleven lang zonder succes totdat er op 12 oktober 1463 bij de Vrede van Zeilsheim een overeenkomst tot stand kwam. Diether deed afstand van het aartsbisdom en werd met een hoofdzakelijk uit de steden Höchst, Steinheim en Dieburg bestaand eigen vorstendom en een aanzienlijke som geld schadeloos gesteld.
Adolf annuleerde de in 1244 door Siegfried III van Eppstein aan de burgers van Mainz verleende Grote Vrijheidskeur, samen met alle sindsdien uitgereikte privileges, en beëindigde daarmee het bestaan van de vrije stad Mainz. Daarna trachtte hij, in tijden van rust, de wonden te helen die het aartsbisdom waren toegebracht, en de discipline onder de geestelijken te bevorderen. Hij verordende in 1470 de verdrijving van alle Joden uit het aartsbisdom Mainz.
Overlijden, begrafenis en opvolging
Adolf stierf in Eltville, waar hij zijn residentie gevestigd had, nadat hij de verdreven Diether van Isenburg als zijn opvolger had aanbevolen.
Hij werd begraven in de basiliek van Klooster Eberbach in de Rheingau.[1][2][3] Diether werd zijn opvolger.
Externe links
Zie de categorie Adolf van Nassau-Wiesbaden-Idstein (1423-1475) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp. |
Bronnen, noten en/of referenties
Voetnoten
|
Voorganger: Diether van Isenburg |
1461-1475 |
Opvolger: Diether van Isenburg |