Witstuitbarmsijs
De witstuitbarmsijs (Acanthis hornemanni synoniem: Carduelis hornemanni) is een zangvogel uit de familie van de vinkachtigen (Fringillidae). De naam van de soort werd in 1843 geldig gepubliceerd door Carl Peter Holböll. Het epitheton is een eerbetoon aan de Deense botanicus Jens Wilken Hornemann.
| Witstuitbarmsijs IUCN-status: Niet geëvalueerd | ||||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
 | ||||||||||||
| Taxonomische indeling | ||||||||||||
| ||||||||||||
| Soort | ||||||||||||
| Acanthis hornemanni (Holböll, 1843) | ||||||||||||
 | ||||||||||||
| eieren | ||||||||||||
Afbeeldingen op  | ||||||||||||
Witstuitbarmsijs op  | ||||||||||||
| ||||||||||||
Kenmerken
De witstuitbarmsijs is 12 tot 14 cm lang. Het uiterlijk vertoont sterke overeenkomst met dat van de barmsijs, met een witte, soms zacht rose stuit, lichtere onderdelen en minder uitgesproken rose op de borst, en een witte vleugelstreep.[1]
Leefwijze
Het voedsel bestaat voornamelijk uit zaden en insecten.
Voortplanting
Het legsel bestaat meestal uit vier tot zes blauwe eieren met lichtbruine vlekken.
Verspreiding en leefgebied
De vogels broeden in bossen en struikgewas van berken op de toendra. De nominaatvorm, A. h. hornemanni broedt op Groenland en in het oosten van Canada. De ondersoort A. h. exilipes broedt in het noorden van Scandinavië en Rusland, en in het noorden van Noord-Amerika. 's Winters trekken ze tot het zuiden van Scandinavië, Noord-Rusland en Canada, waar ze voornamelijk leven in bossen, vaak samen met barmsijzen.
De soort telt twee ondersoorten:
- A. h. exilipes: noordelijk Eurazië, Alaska en noordwestelijk Canada.
- A. h. hornemanni: noordoostelijk Canada en Groenland.
In Nederland is de vogel een dwaalgast. Tot 2008 zijn er 109 bevestigde waarnemingen.[1]
Bronnen, noten en/of referenties
|