Abdij Notre-Dame d'Orval

De Abdij Notre-Dame d'Orval is een cisterciënzerabdij in het Belgische dorp Villers-devant-Orval, een deelgemeente van Florenville in de provincie Luxemburg. De abdij vestigde zich in 1132 in de Gaumestreek. Het klooster is bekend om zijn geschiedenis en geestelijk leven, maar ook om zijn trappistenbier (zie Orval bier) en typische trappistenkaas.

Abdij Notre-Dame d'Orval
Kerk van de nieuwe abdij
Land België
Regioprovincie Luxemburg
PlaatsVillers-devant-Orval
Coördinaten49° 38 NB, 5° 21 OL
ReligieChristendom
StromingRooms-katholiek
Kloosterordecisterciënzers
Gebouwd in1070
nieuwe abdij: 1926-1948
Gewijd aanMaria

Lijst van katholieke kloosters en abdijen in België
Portaal    Religie
Deel van de serie over
kloosters
en het christelijke monastieke leven

Geschiedenis van Orval

Het oude Orval

In 1070 vestigden zich Italiaanse monniken in het graafschap Chiny in België. De bouw van een kerk en een klein dorpje was kort daarvoor begonnen. Tien jaar later hervormden de oorspronkelijke monniken hun gemeenschap naar de regel van de kartuizers.

In 1132 kwamen de kartuizers om verschillende redenen in problemen. Graaf Albert van Chiny vroeg aan Bernardus van Clairvaux om de stichting over te nemen. Deze stuurde zeven monniken, afkomstig van de abdij van Trois-Fontaines. De reeds aanwezige kanunniken vervoegden de nieuwkomers in de orde van de cisterciënzers.

Rond 1252 werd het klooster vernield door een brand. De heropbouw nam ongeveer 100 jaar in beslag.

Tijdens de 15e en de 16e eeuw vonden verscheidene oorlogen tussen Frankrijk en naburige regio's plaats (Bourgondië, Spanje), wat voor Orval gevolgen had. In 1637 werd de abdij verwoest, maar ze werd terug opgebouwd.

In 1793 werd de abdij definitief verwoest door de Franse revolutionaire troepen. De site werd verkocht als nationaal goed en diende een eeuw lang als steengroeve.

De moderne abdij

In 1926 schonken de toenmalige eigenaars de site aan de nieuwe vzw l'abbaye de Notre Dame d'Orval, met de bedoeling er een nieuw trappistenklooster op te richten als dochterafdeling van La Grande Trappe. De eerste monniken waren echter niet afkomstig van La Grande Trappe, maar van de Abdij van Sept-Fons. Zij keerden terug naar Europa van een mislukte poging tot kloosterstichting in Brazilië.

Gedurende 22 jaar, van 1926 tot 1948, werd een geheel nieuwe abdij opgebouwd naar ontwerp van architect Henri Vaes. Dit was vooral het werk van de Gentenaar dom Albert-Marie Van der Cruyssen, die in 1936 de eerste abt werd.

Om de grote bouwwerken te kunnen bekostigen werden verschillende inzamelingsactiviteiten opgezet. Er werden bijvoorbeeld speciale postzegels met toeslag uitgegeven. De kaasmakerij (1931) en de brouwerij (1932) werden opgericht om de nodige financiële middelen te genereren, en stelden vanaf het begin leken te werk. Na het einde van de bouwwerken werden deze inkomsten gebruikt voor sociale en liefdadige doeleinden.

Legende

De "Fontaine Mathilde"

Aan de abdij van Orval is de legende verbonden van gravin Mathilde van Toscane. Deze zou omstreeks 1076[1] gerust hebben bij de bron in het dal. Terwijl zij met haar handen door het water gleed, verloor ze haar ring (niet trouwring!), en ze smeekte en bad tot God om hulp. Na haar gebeden keerde ze terug naar de bron. Een forel kwam boven met haar ring in de bek. Daarop riep zij uit: "Dit is werkelijk een gouden dal!" (Latijn: aurea vallis, vandaar Orval).

Uit dankbaarheid besloot ze op deze gezegende plaats een klooster te stichten. De bron heet tegenwoordig de Mathildebron. De plaatselijke traditie wil dat elk jong meisje dat een geldstuk in de bron werpt binnen het jaar zal trouwen. Ondanks dat het geen trouwring betrof die ze in de bron verloor.

De forel met de ring in de bek staat afgebeeld op het etiket van de flesjes, de glazen en reclamepanelen van het Orval-Trappistenbier.

Abdij

Abdij van Orval

De abdij bestaat uit vier gedeelten: het eigenlijke klooster dat grenst aan de centraal gelegen basiliek en dat alleen voor monniken toegankelijk is; de brouwerij die grotendeels draait met extern personeel; de binnenplaats met het gastenverblijf, en het gedeelte dat toegankelijk is voor toeristen zoals de ruïnes van de oude kerk, de fontein, de kruidentuin, de filmzaal en de abdijwinkel. Achter de abdijgebouwen liggen grote vijvers, landbouw- en tuingronden en een bos.

Vanwege zijn uitzonderlijke schoonheid en bijzondere architectuur wordt het klooster van Orval ook wel het 'Versailles onder de kloosters' genoemd.

Gasten

Binnenplaats en nieuwe abdij

De meeste trappistenabdijen beschikken over afzonderlijke verblijven voor gasten die voor gebed, meditatie, studie of rust zich een tijdje willen terugtrekken uit hun dagelijkse omgeving. Dat kan ook te Orval. Bezoekers zijn er welkom, mits ze zich aan enkele regels houden, zoals het gezamenlijk gebruiken van de maaltijden zonder daarbij te converseren. Het abdijbier dat men er net als de trappisten kan drinken, is overigens met een alcoholpercentage van 3,5 aanzienlijk lichter dan het commerciële Orval-bier (6,2 %). Er bestaat geen verplichting tot het bijwonen van de vaste gebedstijden (zoals de Metten, lauden enz.). De kerk, die volgens de regel van Benedictus zeer sober ingericht is, staat altijd voor de gasten open. De gasten verblijven in het gedeelte van de abdij aan de binnenkoer, waar de dagtoeristen niet kunnen komen. De gasten kunnen gebruikmaken van een bibliotheek, van een refter en voor wandelingen van een deel van de bossen die tot het domein van de abdij behoren. Een gastenpater waakt over de gasten. Voor biecht, een gesprek of geestelijke bijstand is er altijd wel een monnik beschikbaar.

Zie ook

Referentie

Zie de categorie Abbaye d'Orval van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.