< Schaken

In het vorige hoofdstuk stonden regelmatig diagrammetjes. Daarmee kun je laten zien hoe de stukken op het bord staan. Zetten kun je er niet mee laten zien, omdat een tekening niet beweegt. Er is iets op bedacht: de 'notatie'. Daarmee kun je de zetten die je hebt gedaan met een schaakspel noteren. Elk stuk krijgt een eigen letter in de notatie:

  • K: koning
  • D: dame
  • T: toren
  • L: loper
  • P: paard

De pion heeft geen letter. Dat hoeft ook niet, want de pion is het enige stuk zonder letter voor in de notatie. Als er geen letter voor de zet staat, weet je dat het om een pion gaat.

Er wordt ook nog gebruik gemaakt van deze tekens:

  • x: slaan
  • +: schaak
  • ++: dubbelschaak
  • #: schaakmat
  • 0-0: korte rokade
  • 0-0-0: lange rokade
  • e.p.: en passant slaan

Als een pion promoveert tot een ander stuk, wordt het stuk waarnaar de pion promoveert na de zet opgeschreven. In dit voorbeeldje promoveert een pion die op veld f8 terecht komt tot dame: f8D.

Er bestaan twee notaties:

Korte notatie

In de korte notatie noteer je eerst de letter van het stuk wat je verzet en dan het veld waar je naar toe gaat. Voorbeeldje, Te6 betekent dat de toren naar veld e6 gaat. En als er 2 gelijke stukken zijn, wordt eerst de rij/kolom opgeschreven waar het stuk vandaan komt. Een voorbeeld: Tbe6 bekent dat de toren die op de B-lijn stond naar e6 gaat, terwijl er een andere toren op de vierde rij of op de e-kolom staat die dit veld ook aanvalt. Een voorbeeld waarbij één van de torens op de f-lijn wordt verplaatst is T4f3. Wat gebruikelijk is, is om bij het slaan van een stuk na het eindveld een dubbele punt te plaatsen. Een voorbeeldje: T4d3:

Lange notatie

Eerst noteer je de letter van het stuk wat je gaat verzetten, daarna het veld waar het stuk vandaan komt, daarna een minnetje en daarna het veld waar het stuk heen gaat. Voorbeeldje: Lb5-d7 Dat betekent dat een loper van b5 naar d7 gaat.

Noteren

Als je een schaakpartij gaat opschrijven, tel je de beurten van je tegenstander en van jezelf. Eerst schrijf je het nummer van de eerste beurt op. Daarachter noteer je de zet van de witte partij. Hier is een voorbeeld:

1. b2-b3

En dan doet zwart een zet. De zet die zwart doet, zet je erachter:

1. b2-b3, f7-f5

Dan krijgt de volgende beurt van wit en zwart, dus de tweede beurt het cijfer 2.

2. Lc1-b2, Pg8-f6

Enzovoorts. Zo gaat het door totdat het spel afgelopen is.

Hieronder staat de schaaknotatie van een kort potje uit de Nederlandse clubcompetitie.

8
7
6
5
4
3
2
1
a b c d e f g h
Stelling na 17...Dg7
 1      e2-e4           e7-e6
 2      d2-d4           d7-d5
 3      e4-e5           c7-c5
 4      c2-c3           Pb8-c6
 5      Pg1-f3          Lc8-d7
 6      a2-a3           f7-f6
 7      Lf1-d3          Dd8-c7
 8      0-0             0-0-0
 9      Dd1-e2          c5xd4
10      c3xd4           g7-g5
11      Lc1-e3          g5-g4
12      Pf3-h4          f6xe5
13      d4xe5           Dc7xe5
14      De2xg4          De5xb2
15      Pb1-d2          Pg8-f6
16      Dg4-e2          Pf6-e8
17      Tf1-b1          Db2-g7
18      Ld3-a6          b7xa6
19      Ph4-f5          e6xf5
20      De2xa6+         Kc8-c7
21      Le3-f4+         

Hier gaf zwart zich gewonnen wegens 21...Pc6-e5 22.Tb1-b7+ Kc7-c8 23.Tb7xa7+ Kc8-b8 24.Da6-b7#.


This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.