< Geschiedenis van de filosofie
Filosofie

Boeddha, schilderij
van Otgonbayar Ershuu, 2004

Boeddhistische filosofie begint met de ideeën van Gautama Boeddha die leefde tussen ca. 450 v.Chr. en 370 v.Chr. Zijn leer werd bewaard in de vroege boeddhistische teksten. Het boeddhisme ontstond ​​in India en verspreidde zich later naar Oost-Azië, Tibet, Centraal-Azië en Zuidoost-Azië, waar het zich in deze verschillende regio's ontwikkelde tot nieuwe en syncretische tradities. De verschillende boeddhistische scholen zijn de dominante filosofische traditie in Tibet en Zuidoost-Aziatische landen zoals Sri Lanka en Birma. Omdat de onwetendheid over de ware aard van dingen wordt beschouwd als een van de wortels van het lijden, heeft de boeddhistische filosofie betrekking op epistemologie, metafysica, ethiek en psychologie. Om een einde aan het lijden (Dukkha) te brengen, wordt ook gebruikgemaakt van meditatieve praktijken. De belangrijkste concepten omvatten de Vier Edele Waarheden:

  1. De eerste waarheid: Er is lijden
  2. De tweede waarheid: Het lijden heeft een oorzaak
  3. De derde waarheid: De oorzaak van het lijden kan opgeheven worden
  4. De vierde waarheid: Door het achtvoudige pad te volgen wordt het lijden beëindigd

Later boeddhistische filosofische tradities ontwikkelden complexe fenomenologische psychologieën, 'Abhidharma' genoemd. Mahayana-filosofen zoals Nagarjuna en Vasubandhu ontwikkelden de theorieën van Sunyata (leegte: niet aanwezig zijn, het niet-Zelf) en Vijñapti-mātra (alleen de verschijning), een vorm van fenomenologie of transcendentaal idealisme. Deze leer beschouwt de empirische wereld van voorwerpen als het product van pure ideatie, zonder werkelijkheid buiten het bewustzijn van het waarnemende subject. De Dignāga school van Pramāṇa bevorderde een complexe vorm van epistemologie en boeddhistische logica. Na de verdwijning van het boeddhisme uit India bleven deze filosofische tradities zich ontwikkelen in de Tibetaanse boeddhistische, Oost-Aziatische boeddhistische en Theravada boeddhistische tradities. De moderne periode leidde onder westerse invloeden tot de opkomst van boeddhistisch modernisme en humanistisch boeddhisme en de ontwikkeling van een westerse boeddhisme met invloeden uit de moderne psychologie en de westerse filosofie.

This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.