zwilk
Nederlands
Woordafbreking
- zwilk
Woordherkomst en -opbouw
- [1] van Duits: Zwilch (19e eeuw), een dubbeldradig <zw(ei)> linnen weefsel.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwilk | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
zwilk
- o soort waterdicht tijk, vaak als tafelzeil gebruikt
- Ze legde het zwilk op tafel.
- m/o de taaie massa van pezen aan varkenspoten
Gangbaarheid
- Het woord 'zwilk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwilk' herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
10 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.