zwilk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwilk
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] van Duits: Zwilch (19e eeuw), een dubbeldradig <zw(ei)> linnen weefsel.
enkelvoud meervoud
naamwoord zwilk -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

zwilk

  1. o soort waterdicht tijk, vaak als tafelzeil gebruikt
    • Ze legde het zwilk op tafel. 
  1. m/o de taaie massa van pezen aan varkenspoten

Gangbaarheid

  • Het woord 'zwilk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
18 %van de Nederlanders;
10 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.