zwelgen
Nederlands
Woordafbreking
- zwel·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zich te buiten gaan aan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwelgen /zʋɛlɣə(n)/ |
zwolg /zʋɔlx/ |
gezwolgen /ɣə'zʋɔlɣə(n)/ |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
zwelgen
- zich onmatig verlustigen
- Zij stak uit de mouw van haar witten japon een blanken arm tusschen de wazige, blauwe trossen en plukte, en plukte meer. En het was een gulzigheid, in de druiven zwolgen zij. - Louis Couperus.
Gangbaarheid
- Het woord zwelgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwelgen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.