zwelgen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwelgen    (hulp, bestand)
  • IPA: /zʋɛlɣə(n)/
Woordafbreking
  • zwel·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zich te buiten gaan aan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwelgen
/zʋɛlɣə(n)/
zwolg
/zʋɔlx/
gezwolgen
/ɣə'zʋɔlɣə(n)/
klasse 3 volledig

Werkwoord

zwelgen

  1. zich onmatig verlustigen
    • Zij stak uit de mouw van haar witten japon een blanken arm tusschen de wazige, blauwe trossen en plukte, en plukte meer. En het was een gulzigheid, in de druiven zwolgen zij. - Louis Couperus. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zwelgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.