zwaaiend

Nederlands

de zwaaiende koningin
Uitspraak
Woordafbreking
  • zwaai·end

Werkwoord

vervoeging van
zwaaien

zwaaiend

  1. onvoltooid deelwoord van zwaaien
    • De man probeerde het vliegtuig al schreeuwend en zwaaiend te stoppen, maar werd tegen gehouden door grondpersoneel. ,,Hij klopte ook nog op het raam van de terminal om te zorgen dat het toestel zou wachten", aldus een woordvoerder van de luchthaven. [1] 


stellend
onverbogen zwaaiend
verbogen zwaaiende
partitief zwaaiends

Bijvoeglijk naamwoord

zwaaiend

  1. van een persoon dat deze de arm heen en weer beweegt als groet
    • De brandweer rijdt intussen met lachende en zwaaiende bewoners weer een verkeerd weggetje in. Veldscholte loopt erachteraan om ze op te halen. De bewoners maakt het allemaal niet uit; voor hen is het feest allang geslaagd. [2] 
    • Beertje van Beers is in Japan op de foto gegaan met honderden zwaaiende poezenbeeldjes. [3] 
  1. snel heen en weer bewegende aan een touw of ketting

Gangbaarheid

  • Het woord zwaaiend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tubantia Simone van Zwienen 27-09-18 Man (20) gearresteerd nadat hij vliegtuig wilde stoppen
  2. Tubantia Lilian ten Donkelaar 05-09-18 Braderie op 't Bouwhuis bij Enschede is feest voor bewoners
  3. Tubantia Tom Tates en Suzanne Borgdorff 20-06-18 Shelly Sterk vergeet haar T-shirtje en Monique wil oud worden met Dré
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.