zoomen
Nederlands
Woordafbreking
- zoo·men
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels: zoom.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zoomen |
zoomde |
gezoomd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zoomen
- overgankelijk de mate van vergroting van een beeld veranderen
- Iedere foto kan gezoomd worden maar de grenzen zijn enerzijds de beeldgrootte en anderzijds de pixelgrootte.
Gangbaarheid
- Het woord zoomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zoomen' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.