zont
Nederlands
Woordafbreking
- zont
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zonnen |
zont
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zonnen
- Jij zont.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zonnen
- Hij zont.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van zonnen
- Zont!
- De ramen open. Het zont; alles is zon in wijdte van zee en lucht. [1]
Verwijzingen
- Couperus, L. "Uitzichten." in: De Gids. deel 1 nr. 2 (februari 1892) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 364; geraadpleegd 2019-02-09
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.