zittend
Nederlands
Woordafbreking
- zit·tend
Woordherkomst en -opbouw
- zitten met de uitgang d
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zitten |
zittend
- onvoltooid deelwoord van zitten
stellend | |
---|---|
onverbogen | zittend |
verbogen | zittende |
partitief | zittends |
Bijvoeglijk naamwoord
zittend
- op het achterste rustend met het bovenlichaam rechtop
- met weinig lichaamsbeweging
- in functie zijnd
Gangbaarheid
- Het woord zittend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zittend' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.