zeboe
Nederlands
Woordafbreking
- ze·boe
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1770 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeboe | zeboes |
verkleinwoord | zeboetje | zeboetjes |
Zelfstandig naamwoord
zeboe m
- (veeteelt) Bos taurus indicus een rund dat in het Indische subcontinent en Afrika wordt gedomesticeerd, en voornamelijk in tropische en subtropische klimaten gehouden wordt
- Een zeboe heeft meer zweetklieren dan een Europees rund.
Vertalingen
1. Bos taurus indicus een rund dat in het Indische subcontinent en Afrika wordt gedomesticeerd, en voornamelijk in tropische en subtropische klimaten gehouden wordt
Gangbaarheid
- Het woord zeboe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zeboe' herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.