zavel
Nederlands
Woordafbreking
- za·vel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘grondsoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1345 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zavel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
zavel m en o
- grondsoort die merendeels uit zand bestaat met tussen 8 en 25% kleideeltjes
- Bloembollen kunnen op zavel geteeld worden.
Gangbaarheid
- Het woord zavel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zavel' herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.