zamelen
Nederlands
Woordafbreking
- za·me·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zamelen |
zamelde |
gezameld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zamelen
- overgankelijk beetje bij beetje bijeenbrengen
- In de meeste provinciën worden tamme bijen gehouden; maar verreweg de grootste hoeveelheid wordt van de wilde bijen gezameld.[2]
Hyponiemen
- bijeenzamelen, herzamelen, inzamelen, ontzamelen, opzamelen, verzamelen
Gangbaarheid
- Het woord zamelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zamelen' herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- zamelen op website: Etymologiebank.nl
- blz 99 Het Nederlandsch magazijn, Volume 1
Uitgeverij Van Es, 1836
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.