woon samen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samenwonen

woon samen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenwonen
    • Ik woon samen. 
  2. gebiedende wijs van samenwonen
    • Woon samen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenwonen
    • Woon je samen? 

Gangbaarheid

  • Het woord woon samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.