wireless

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wireless    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɑjələs/
Woordafbreking
  • wire·less
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen wireless
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

wireless

  1. verbonden via een antenne, niet via een kabel
    • PCS is een van de vele technologieën is die op dit moment worden uitgetest voor wireless applicaties. [1]
Synoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord wireless -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

wireless m / v

  1. draadloos internet
    • Dat surfen slecht is voor de literaire productiviteit is geen groot nieuws: Kluun zonderde zich af in de leegstaande zolder boven uitgeverij Podium om zich op Haantjes te concentreren, Mariët Meester schreef al haar boeken in haar televisie- en internetvrije woonwagen en dat eerste meesterwerk van mij kwam ter wereld in een pub in Notting Hill waar men niet in wireless gelooft. [2]

Gangbaarheid

  • Het woord wireless staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van wire ("metaaldraad") met het achtervoegsel -less.
stellend vergrotend overtreffend
wireless--

Bijvoeglijk naamwoord

wireless

  1. draadloos
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.