wiesen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wiesen    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ʋi.sə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant): /β̞i.sə(n)/
    • (Limburg): /wi.sə(n)/
Woordafbreking
  • wie·sen

Werkwoord

vervoeging van
wassen

wiesen

  1. meervoud verleden tijd van wassen
    • Wij wiesen. 
    • Jullie wiesen. 
    • Zij wiesen. 
Opmerkingen
  • Het gaat hier om het werkwoord wassen in de betekenis "groeien" (vgl. volwassen, aanwassen, wassende maan). Ook het werkwoord wassen in de betekenis "schoonmaken" had oorspronkelijk een onvoltooid verleden tijd wiesen (in de spelling van toen: wieschen), maar die is vandaag verouderd, behalve in het Zuid-Nederlands; wasten komt pas voor vanaf de 17de eeuw.[1]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche Taal, "wasschen"
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.