ween
Nederlands
Woordafbreking
- ween
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wenen |
ween
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wenen
- Ik ween.
- gebiedende wijs van wenen
- Ween!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wenen
- Ween je?
Gangbaarheid
- Het woord ween staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ween' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.