walen

Niet te verwarren met: Walen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
walen
waalde
gewaald
zwak -d volledig

Werkwoord

walen

  1. inergatief rondstromen, kolken, woest bewegen, in beroering zijn
    • Verzochtheid heeft onze liefde geproefd in zoet en zuur, mijn gemoed waalde noch wanderde.[2] 
  1. inergatief (verouderd) opwellen, zich verspreiden, kenteren
    • Alzoo 't getijde verlagh, dat reeds begon te waalen. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord walen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. etymologiebank
  2. blz 475 "De pestilentie te Katwijk" Schetsen en verhalen. Aarnout Drost 1836
  3. Hooft

Zelfstandig naamwoord

walen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord waal
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.