wait

Engels

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
wait waits

wait

  1. het (proces van) wachten
vervoeging
onbepaalde wijs to wait
he/she/it waits
verleden tijd waited
voltooid
deelwoord
waited
onvoltooid
deelwoord
waiting
gebiedende wijs wait

Werkwoord

wait

  1. wachten; op dezelfde plaats of in dezelfde situatie blijven tot iemand komt of iets gebeurt.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.