wablief
Nederlands
Woordafbreking
- wa·blief
Woordherkomst en -opbouw
Tussenwerpsel
wablief
- (verkorting) uiting van onbegrip of verbazing: vraag om opheldering, (letterlijk:) vraag naar iemands wens
- Heer Bommel laat zijn arm zakken en zet grote ogen op.
'W-Wablief?' vraagt hij ongelovig. [3]
- Heer Bommel laat zijn arm zakken en zet grote ogen op.
- (spottend) uiting van verontwaardiging
- "Wablief? Jij denkt dat iedereen meedeed aan dat groepswerk?!..." [4]
Gangbaarheid
- Het woord wablief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wablief' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "wablief" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- watblief in het Woordenboek der Nederlandsche Taal.
- Uitgeest, Wil (2005). Tussen verwondering en verbijstering: kunst, wetenschap en innerlijke vrijheid, p. 69. Uitg.: Christofoor, ISBN 9789060382639. Citaat oorspronkelijk uit een verhaal van Marten Toonder.
- Tistaert, G.; S. Janssens, F. Laevers, M. Kog en M. Pex (1995). Praktijkopleiding van aanstaande leraren, p. 305. Uitg.: Garant, ISBN 9789053504048.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.