vors

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vors
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kikvorsachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]

Werkwoord

vervoeging van
vorsen

vors

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vorsen
    • Ik vors. 
  2. gebiedende wijs van vorsen
    • Vors! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vorsen
    • Vors je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.