volstrekt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·strekt
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onbeperkt, absoluut’ voor het eerst aangetroffen in 1664 [1]
  • vervoeging van volstrekken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel

Werkwoord

vervoeging van
volstrekken

volstrekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volstrekken
    • Jij volstrekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volstrekken
    • Hij volstrekt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van volstrekken
    • Volstrekt! 
  4. voltooid deelwoord van volstrekken
stellend
onverbogen volstrekt
verbogen volstrekte
partitief volstrekts

Bijvoeglijk naamwoord

volstrekt

  1. geheel en al
    • Dit geschiedde onder volstrekte geheimhouding. 

Bijwoord

volstrekt

  1. geheel en al, in het geheel
    • Dat is volstrekt uitgesloten. 

Gangbaarheid

  • Het woord volstrekt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.