vloeker

Nederlands
Uitspraak
  • Geluid:  vloeker    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈvlukər /
Woordafbreking
  • vloe·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling vloeken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord vloeker vloekers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vloeker m [1]

  1. iemand die veel krachttermen gebruikt
    • Naarmate we verder teruggaan in de tijd wordt er überhaupt minder geschreven en krijgen de teksten een steeds religieuzer of in ieder geval serieuzer karakter. In de aantekeningen van Calvijn zullen we weinig krachttermen vinden. Toch zijn er een aantal bruikbare bronnen. De mooiste daarvan zijn de notulen van rechtszaken tegen vloekers. [2] 
    • "Ik ben af en toe een vloeker", geeft André toe tegen BuzzE. Hij belooft zijn kijkers een enerverende ervaring. "Ik zit niet de hele dag op de bank met mijn hand in mijn broek. Kijkers gaan helemaal mee met mijn drukke agenda." [3] 
    • Todd is anders: deels Yupik eskimo, een goede basketbalspeler, een vloeker, een pruimer van tabak. Geen kerkganger, maar een jongen die zich tijdens een sportkamp tot christen laat dopen. [4] 
Synoniemen
  • vloekbeest
Hyponiemen
  • gewoontevloeker

Gangbaarheid
  • Het woord vloeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC R. Bregman 13 oktober 2011 De zegetocht van de verbale verhuftering
  3. Tubantia S. Borgdorff 21 augustus 2017 Realitysoap André Hazes 'lekker ordinair'
  4. NRC M. de Galan 4 december 2009 Leg uw lot in de schoot van God
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.