ving
Nederlands
Woordafbreking
- ving
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vangen |
ving
- enkelvoud verleden tijd van vangen
- Ik ving.
- Jij ving.
- Hij, zij, het ving.
- Ik ving.
Gangbaarheid
- Het woord ving staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ving' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.