vigeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gelden’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • Van het Latijnse vigere (krachtig zijn, in zwang zijn).
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vigeren
vigeerde
gevigeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

vigeren

  1. gelden, van kracht zijn
    • Binnen het gebied vigeren meerdere bestemmingsplannen en verordeningen. 
    • In Nederland vigeert de Visserij wet van 30 mei 1963. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord vigeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
52 %van de Nederlanders;
54 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.