vigeerde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·geer·de

Werkwoord

vervoeging van
vigeren

vigeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van vigeren
    • Ik vigeerde. 
    • Jij vigeerde. 
    • Hij, zij, het vigeerde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.