vestiaire
Nederlands
![](../I/m/Oscar_Bluhm_Garderobe.jpg)
vestiaire
Woordafbreking
- ves·ti·ai·re
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘garderobe’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vestiaire | vestiaires |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vestiaire m [3]
- een plaats in een theater of andere openbare gelegenheid waar men zijn jas kan laten ophangen en een tas kan laten bewaren
- 'Rugzakken en handtassen in de vestiaire. Plastic beschermhoesjes rond de schoenen. Niets aanraken, niets fotograferen. Ja, u mag een pen en notitieblokje meenemen, maar let op dat uw pen nergens tegenaan zit. Sorry dat ik zo streng moet zijn, maar het is allemaal erg kwetsbaar.'[4]
- Bij de Matinee kwamen in plaats van statuszoekers mensen met liefde voor muziek die samen met hun jas ook inkopen van de HEMA in de vestiaire achterlieten.[5]
Hyponiemen
- gsm-vestiaire
Gangbaarheid
- Het woord vestiaire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vestiaire' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "vestiaire" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- vestiaire op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant LEEN VERVAEKE 14 september 2013,
- Volkskrant Lonneke Regter 3 september 2010
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.