verhuis
Nederlands
Woordafbreking
- ver·huis
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verhuizen |
verhuis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuizen
- Ik verhuis.
- gebiedende wijs van verhuizen
- Verhuis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuizen
- Verhuis je?
Gangbaarheid
- Het woord verhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verhuis' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.